Efeziërs 4:17-24
17Â Op gezag van de Heer zeg ik u dus met klem: ga niet langer de weg van de heidenen met hun loze denkbeelden. 18Â In hun geest heerst duisternis en ze zijn vervreemd van het leven met God, omdat ze hem niet kennen en hun hart voor hem gesloten hebben. 19Â Afgestompt als ze zijn, geven ze zich over aan losbandigheid en storten ze zich in allerlei zedeloze praktijken. 20Â Maar zo hebt u Christus niet leren kennen! 21Â U hebt toch over hem gehoord, u hebt toch onderricht over hem gekregen? Door Jezus wordt duidelijk 22Â dat u uw vroegere levenswandel moet opgeven en de oude mens, die te gronde gaat aan bedrieglijke begeerten, moet afleggen, 23Â dat uw geest en uw denken voortdurend vernieuwd moeten worden 24Â en dat u de nieuwe mens moet aantrekken, die naar Gods wil geschapen is in waarachtige rechtvaardigheid en heiligheid. (NBV)
Die keurige Paulus is natuurlijk wel erg saai. Zo te keer te gaan tegen losbandigheid. De boog kan toch niet altijd gespannen blijven? En dat nieuwe Koninkrijk van Jezus van Nazareth waar hij zo bevlogen over kan schrijven was toch een koninkrijk van louter vreugde en niet van bekrompenheid? Maar waar heeft Paulus het hier over. Over de losbandigheid van de wereld. We kennen dat toch. Daar zijn andere mensen net voorwerpen. Die neem je in je hand en die gebruik je zoals het jou goed dunkt. Of het nu een auto, een fiets, een glas bier of een partner is. Zelfs kinderen en dieren worden op die manier gebruikt. In de tijd van Paulus was dat niet anders dan in onze tijd. Natuurlijk, het is altijd een minderheid die zich overgeeft aan de uitwassen van een losbandige samenleving. Maar ook de meerderheid is niet actief bezig met het tegendeel van die losbandigheid. Dat is aan de leiband lopen van de absolute onvoorwaardelijke liefde.
 In die nieuwe samenleving kan geen ander mens een object, een voorwerp van plezier, zijn. Daar is een ander mens om van te houden als van jezelf. Daar is het hoogste plezier die ander het hoogste plezier te bezorgen. Dan hoeft de boog inderdaad niet altijd gespannen te blijven. Dan gaat het er niet om wat er allemaal wel niet mag en hoe je de grenzen daarvan opzoekt maar dan gaat het er om wat je samen allemaal wel niet aan goeds kunt bereiken en beleven hoe je het goede vermeerderd en nog eens vermeerderd tot er niets dan goeds overblijft. Daar is dus niets saai aan. Dat is een avontuur waar je elk moment mee kunt beginnen maar waar je de loop en de afloop nooit van kunt voorspellen.
Het is dan ook een avontuur waarvoor je jezelf voortdurend zult moeten vernieuwen, voortdurend weer opnieuw in dienst moeten stellen van de liefde voor de ander. Ook als het lijkt of je zelf er niks voor terug krijgt. Natuurlijk kan dat alleen als je werkelijk gelooft dat plezier, dat het goede, ook voor jou is weggelegd. Je kunt immers alleen veel van een ander houden als je ook veel van jezelf houdt. De ander heeft pas veel waarde als je je zelf ook veel waarde weet toe te dichten. Maar het verlost je niet van problemen, de ander heeft die ook, iedereen kan een geliefde verliezen, iedereen kan werk verliezen. In zijn grote lied over de Liefde zingt Paulus dat de liefde zichzelf niet zoekt. Het gaat altijd om de ander die het nog minder heeft dan jij. Paulus stelt de losbandigheid gelijk aan de liefdeloosheid. De Liefde immers is het cement dat mensen samenbindt. Met die Liefde kun je en moet je zelf beginnen, vandaag en elke dag opnieuw.