1 Petrus 1:22-25
Evangelie betekent Blijde Boodschap en zo blij wordt je toch niet als je hoort dat je niet meer bent dan gras of een bloem in het veld die na korte tijd verdort. De briefschrijver citeert hier Jesaja 40. Maar dat hoofdstuk uit het boek van de profeet Jesaja begint met de woorden ” Troost, troost mijn volk, zegt jullie God. Spreek Jeruzalem moed in, maak haar bekend dat haar slavendienst voorbij is.” Dat je dat mag roepen, ook al vindt je jezelf niet meer dan gras of een te verwelken bloem, daar gaat het in dit hoofdstuk uit Jesaja om, is natuurlijk wel een blijde boodschap. Want het gaat hier om nieuwe mensen die ineens de Liefde als leidend begrip in hun leven hebben ontdekt. “Ongeveinsde broeder-en-zuster- liefde” vertaalt de Naardense Bijbel hier en het gaat er dus om alle mensen op de wereld als broeders en zusters tegemoet te treden. Hoe iemand het in haar bolle hoofd kan halen om de files in Nederland, of welk probleem dan ook in ons rijke land, op te lossen met het geld dat de staat niet uitgeeft als de ontwikkelingshulp tot een derde wordt teruggebracht is niet te begrijpen. Daar spreekt een egoïstisch nationalisme uit dat lijnrecht in strijd is met de boodschap van de Bijbel. Voor de tweede wereldoorlog werden in sommige kerkgenootschappen mensen uit de gemeenschap gezet, ze mochten niet mee aan tafel met de gemeente, als ze lid waren van partijen die lijnrecht tegenover het belijden van de kerk stonden. Dat soort maatregelen zouden misschien in de leiding van kerken weer eens ter discussie gesteld moeten worden. Verkondiging van het Evangelie is nog steeds onze opdracht. De slavernij moet niet alleen voor ons voorbij zijn maar voor iedereen op de wereld. Dat er mensen zijn die dag in dag uit bezig zijn met niet meer dan nog maar net in leven te blijven. Die er met enige regelmaat niet in slagen hun kinderen in leven te houden omdat ze te weinig voedsel hebben. Dan rust op ons de “heilige” plicht te delen van de overvloed die we in ons land hebben. We doen dat met de armsten in ons land, daar kan trouwens ook het een en ander aan verbeterd worden, maar we moeten dat zeker doen met de hongerigen in de rest van de wereld. De landen in de wereld hebben met elkaar afgesproken in een aantal jaren de armoede de wereld uit te helpen. Heel langzaam is in sommige landen de verbetering zichtbaar maar nog teveel mensen worden bedreigd met de hongerdood. Wij zijn misschien als gras, niet sterk elk voor zich, niet rijk en niet groot, maar samen zijn we als een grazige weide waar velen zich aan kunnen voeden en de kracht en de kennis kunnen vinden om weer op eigen benen te gaan staan en met ons als broeders en zusters deze aarde te bevolken.