Matteüs 12:38-50
Het zal toch heel veel mensen worst zijn of die Jezus nu wel of niet bestaan heeft, of dat die God waar ze het maar steeds over hebben wel of niet bestaat. Het was vroeger een rotzooitje in de wereld, het is nu een rotzooitje in de wereld en het zal altijd wel een rotzooitje in de wereld blijven, daar helpt kennelijk geen lieve Heer Jezus of God in de Hemel tegen. En zo is het natuurlijk ook. Jezus en die God van hem zijn geen wonderbaarlijke tovenaars die alles wel even ten goede zullen keren. Zo zit het niet in elkaar, al willen de ongelovigen ons dat wel doen geloven. Hoe vaak hoor je niet dat het bewijs dat God niet bestaat ligt in het feit dat je nergens aan kunt wijzen dat God iets doet. In de tijd van Jezus al vroegen de leiders van het volk aan hem om een teken dat hij inderdaad van God was. Jezus kon zich er vreselijk over opwinden. Ongelovigen hadden het soms beter door dan de mensen die de leiding hadden in de Tempel, die dag en nacht zouden moeten studeren in de verhalen van Mozes en de profeten. Zelf geeft hij als voorbeeld het verhaal van Jona. Met veel moeite had God deze profeet in de heidense stad Nineve aan het preken gekregen, mensen bekeerd U, niet Uw winst, profijt of macht moet het uitmaken maar de liefde voor de zwakste in Uw samenleving. Toen ging Jona zitten wachten tot de stad zou vergaan. Dat zootje heidenen geloofde er immers niet in. Maar de bewoners van Nineve snapten het ineens en keerden hun samenleving om en die stad werd dus niet verwoest.
Nog zo’n voorbeeld geeft Jezus. De Koningin van het Zuiden, in ons spraakgebruik de Koningin van Sheba, ging naar Koning Salomo en luisterde naar de wijsheid van Salomo. Die wijsheid vind je terug in het boek Spreuken. Het begin van alle wijsheid is het ontzag voor God, dus het volgen van de Wet van heb je naaste lief als jezelf. Die inwoners van Nineve en die Koningin van het Zuiden hadden het door. Nu de machthebbers nog. Toch willen ook sommige gelovigen tekenen en wonderen zien. Ze trekken naar tenten en hallen om daar te geloven in wonderbaarlijke genezingen, in mensen die uit rolstoelen opstaan na vreselijke ziekten of tumoren die op raadselachtige wijze verdwijnen. Ze vergeten dat ook de tovenaars van de Farao van Egypte hun stokken in slangen konden veranderen. Het beste teken van het bestaan van God vind je als mensen voor elkaar gaan zorgen, als ze alles voor elkaar over hebben, desnoods zichzelf. Dat is het echte voorbeeld dat Jezus van Nazareth ons gegeven heeft. Als je dus een teken wilt zien, kijk dan eens in een spiegel en vraag je af of je werkelijk net zoveel van de armste en de minste in je stad houdt als van de mens die je in de spiegel ziet. En zo niet, dan valt er nog veel werk voor je te doen.
Stoppen met roken kan betekenen dat je gaat snoepen. Dat is dus de ene boze geest vervangen door de andere. Beter is na te gaan wanneer je rookt en waarop juist op dat moment. Als je de behoefte aan roken vervangt door een beter antwoord, die die behoefte bevredigd, kan het stoppen gemakkelijker worden. Verslavingen moeten overigens niet te licht worden opgenomen. Van de verslaving aan drugs is het bekend dat het soms wel zeven ontwenningskuren duurt voordat de verslaving achter iemand ligt. Jezus van Nazareth kende kennelijk de problemen die gepaard gaan met het afleren van slechte gewoonten. Bij hem ging het niet zozeer om het afwennen van verslavingen maar om gedrag waarbij je eerst om jezelf denkt en dan pas om anderen. Als je niet uitkijkt dan is je reactie op de zorg voor anderen dat je weer eens aan jezelf moet toekomen en dus met verdubbelde ijver de schade inhaalt en voor jezelf gaat zorgen. Daarom moet je ook jezelf in de gaten houden als je voor anderen in de weer bent. Het gaat er immers om van anderen te houden als van jezelf. Dat wat je jezelf gunt gun je ook aan anderen. Daarbij gaat zelfs je familie niet voor, de mensen met wie je samenwerkt voor een betere samenleving zijn je eerste familie. Bij sommige gesloten sekten wordt dit verhaal nog wel eens misbruikt om alle contact met de buitenwereld te verbreken. Als dat het geval is dan deugt die sekte niet. Jezus van Nazareth zorgde zelfs hangend aan het kruis nog voor zijn moeder, zijn broer Jacobus zou later nog de leider van de gemeente in Jeruzalem worden. Altijd staan de anderen voorop. Want voor je het weet heb je wel je slechte gewoonten afgeleerd maar komen er nog slechtere voor in de plaats. Dat is wat dit verhaal van Matteüs ons wil leren. Iedereen die de naaste liefheeft als zichzelf hoort bij de familie en alleen samen bouwen we aan de betere wereld die zal uitmonden in het Koninkrijk van God.