Joël 4:1-8
Bij de kruisiging van Jezus roepen de Joden tegen Pilatus volgens het verhaal van Matteüs iets vergelijkbaars: “Laat zijn bloed dan maar over ons komen”. Maar wat hier boven staat wordt tegen de heidenen gezegd die de Joden hebben vervolgd, vernederd, onderdrukt en verkocht. Een volk wegvoeren van de eigen grond is voor een landbouwgemeenschap ongeveer het ergste wat er kan gebeuren. Het is de ramp die vandaag de dag de inwoners van Zuid Sudan en vele andere volken treft. Joël neemt het op voor zijn volksgenoten. Ook al hebben de sprinkhanen alles opgegeten wat het land kon voortbrengen nog dien je de bewoners te respecteren en hen de kans te geven de grond weer te bewerken en een nieuwe oogst binnen te halen. Dat die oogst zal komen staat voor Joël vast. Daarvoor moeten ze alleen terugkeren naar de bron van hun bestaan.
Dat was immers de Thora, de richtlijn voor een menselijke samenleving, die hen ook door de woestijn uit de slavernij naar het land overvloeiende van melk en honing had gevoerd. De vraag die aan het begin van dit stuk wordt gesteld is of wij het voorbeeld van eerlijk delen en recht en rechtvaardigheid voor onze naasten willen volgen. Alle volken zullen gewogen worden staat er. Zuid Sudan is daarvoor op dit moment een test case en de vraag is of de volkeren der aarde er goed vanaf komen. Natuurlijk zijn er velen binnen de Verenigde Naties die geweldig hun best doen, militairen van de Afrikaanse Unie hebben daarvoor hun leven gegeven. Maar doortastend optreden door de hele wereld tegen gewapende benden die het volk van hun akkers en grond verdrijven is er nog niet bij. Dat misdadige milities gesteund worden door hun regering mag toch niet afdoen aan de bescherming die de zwaksten nodig hebben. Vrouwen en kinderen zijn hier de eerste slachtoffers. Kinderen worden zelfs misbruikt als wapens, geef ze een geweer en voedsel en ze vechten en schieten voor je. Kun je het een kind kwalijk nemen of moeten de daders er van hard worden aangepakt en door de wereldgemeenschap met alle kracht worden bestreden.
Joël pleit zeker niet voor een zachte geweldloze aanpak. Wel voor een onbaatzuchtige aanpak, het lot van de armen, van het geknechte volk, staat voorop. In de test cases Zuid Sudan of Centraal Afrikaanse Republiek is hun lot nog lang niet dat wat Joël zou wensen, onze broeders en zusters daar zijn niet veilig en leven niet in vrede. Tijd om er wat meer aan te gaan doen. Dat zal niet gemakkelijk zijn. Iets doen voor de kinderen die in ons land in gevangenissen zijn gestopt lijkt eenvoudiger. De kindergevangenissen, de jeugddetentie, ook veilig maken is daarentegen weer veel moeilijker. Daar kom je niet met een bezoekje door goedwillende vrijwilligers uit een plaatselijke kerk. Daar hoor je gevangenispredikanten ook niet over en het is zelfs de vraag of in de jeugddetentie, zoals dat zo deftig heet, de pastorale zorg wel aanwezig is. Liefde door het personeel wel, maar bij dat eenvoudige personeel lijkt de liefde dan ook direct op te houden.