Psalm 139
Er was een tijd dat kinderen van zogenaamde Christelijke ouders op hun slaapkamer een plaatje kregen van een groot oog. Dat was een plaatje van het oog van God werd er dan bij verteld. God die alles ziet, die alles weet, die zelfs wat je denkt meemaakt en weegt. Want dat kwam er natuurlijk achteraan. God oordeelt ook over dat alles en wee jij als er wat verkeerd is, hoe klein ook, dan ben je eeuwig veroordeeld. Dat beeld werd in de Kerken nog versterkt. In sommige kerken doet men dat helaas nog. Als daar Psalm 139 gezongen werd dat hoorde men zingen van “Niets is, O Oppermajesteit, bedekt voor Uw alwetendheid”. Die alwetendheid staat niet in deze psalm maar de mensen die deze berijming in 1773 maakten vonden dat over God alleen gesproken kon worden als over een Hogere, het Hogere zeiden ze dan ook graag. Zij zelf waren vrije mensen, vrijzinnigen werden ze genoemd, waar alleen God hoog verheven boven stond. Die uitleg van Psalm 139 heeft uiteindelijk veel mensen de kerken uitgedreven en mensen die opnieuw die oude vertaling horen zingen en daarbij over het oordeel horen spreken kijken wel uit opnieuw een kerk binnen te komen. We hebben in de kerken sinds 1973 een nieuwe berijming die zingt van “Heer die mij ziet zoals ik ben” Dat klinkt toch al heel anders.
Die nieuwe berijming geeft ook beter weer wat eigenlijk in de hele Bijbel gezegd wordt. God trekt met je mee. In Psalm 119 wordt God bezongen als een lamp voor de voet. In deze Psalm 139 voel je God bijna bezongen als je beste vriend of vriendin. Iemand die je beter kent dan jij jezelf kent. Wie lang getrouwd is zal in dat beeld de huwelijkspartner herkennen, zonder wat te zeggen weet je wat de ander nodig heeft en weet die ander wat jij nodig hebt. Het huwelijk is daarom ook veelgebruikt beeld in de Bijbel voor de verhouding tussen God en de mensen. Liefde speelt daabij de hoofdrol. En al die dingen die hier in die Psalm bezongen worden over wat God allemaal wel niet van je weet, waar God op let, waar God mee vertrouwd is, bezingen eigenlijk alleen maar dat God een betrouwbare partner is. Een partner, een bondgenoot die nooit onafgemaakt laat liggen waarmee diens hand ooit is begonnen. En als die God jou heeft vastgepakt en jij die God bent gaan vertrouwen dan wordt je als het ware een twee eenheid. Dan ga je samen door het leven en door de dood heen. De Psalm is in de laatste decenia dan ook een populaire psalm geworden bij huwelijksvieringen, bij begrafenissen en als mensen hun kinderen laten dopen. Daar waar in het leven merktekens moeten worden gezet mag bezongen worden dat de God van Israël er de weg heeft heengeleid en er zelf ook mee naar toe en vandaan gaat.
Uit het tweede deel van de Psalm blijkt dat het kennen van elkaar niet een eenzijdige zaak is. Het is niet God hoog verheven die alles weet en de mens als zandkorreltje ergens diep beneden op aarde. Die mens kent die God ook, die mens is ook bezig die God te doorgronden, die mens snapt heel goed dat die God van Israël vijanden heeft en die mens schaart zich achter die God en krijgt dezelfde vijanden. God weet dat de haat waarover de mens spreekt geen haat uit kwaadheid is of uit de lust om kwaad te doen, daarom nog maals de vraag aan God om zijn hart te doorgronden. Die haat voor de vijanden van de God van Israël is uit liefde voor die God. Die vijanden houden de dood en de ellende van de zwakken in stand, zij voeren oorlog, zij buiten uit, zij vernederen de armen en nemen hen het laatste af dat ze nog hebben. Zij respecteren de ouderen niet maar verplaatsen hen waarheen ze willen uit winstbejag en omdat de last van de zorg voor de ouderen hen te groot wordt. Zij beperken de keus van artsen en ziekenhuizen voor de zieken en gehandicapten omdat de last van hun ziekte hen anders te zwaar wordt. De Psalmdichter wil een andere weg gaan, de Weg van de God van Israël. Die Weg verzint de dichter niet zelf maar hij vraagt aan die God om te waarschuwen als er een verkeerde weg wordt gegaan en altijd de juiste Weg te wijzen. Wij mogen ook zo met die God omgaan, elke dag opnieuw, ook vandaag.