Psalm 125
Vandaag zingen we een Pelgrimslied mee. Zingen in de 40 dagentijd klinkt een beetje vreemd. Dit zijn toch de dagen van het vasten, van het mediteren over het lijden? Daar past toch geen vrolijke muziek bij, dan zing je toch geen liederen. Dat is natuurlijk niet helemaal waar. In deze dagen voor Goede Vrijdag en Pasen klinken de mooiste muziekstukken die er ooit gemaakt zijn. De Matteüspassion en de Johannes Passion van Bach. In die muziek klinkt het lijden door dat Jezus van Nazareth onderging omdat hij weigerde zijn volgelingen tot een gewapende opstand te brengen, omdat hij zichzelf overgaf als gevangene die ter dood werd gebracht in plaats van al die mensen die bij een opstand tegen de bezetters gedood zouden zijn. Een offer dat zo groot was dat zijn leerlingen snapten dat alleen op die manier leven de wereld zou bevrijden van onrecht, geweld en de dood. De EO maakt dat lijdensverhaal nog erger en laat ons het lijden nog eens ondergaan door straks in Groningen met een plastic led verlicht kruis door de straten te lopen terwijl popartiesten mooie popliedjes zingen. Waarom zouden wij vandaag dan geen plegrimspsalm meezingen.
Die Pelgrimsliederen zijn ontstaan of gebruikt omdat mensen voorschriften uit de Bijbel gingen uitvoeren ook in een tijd van een bezetting of zelfs bloedige onderdrukking. De Bijbel schreef het volk Israël voor dat ze op de hoogfeesten, Pesach, het Wekenfeest dat wij kennen als Pinksteren en het Loofhuttenfeest in het najaar, naar Jeruzalem moesten gaan om daar een maaltijd te houden met de familie, het personeel, de Levieten, de slaven, de armen en de vreemdelingen. De reis naar Jeruzalem was een Pelgrimsreis, een vrolijke reis want het was een teken van bevrijding. Geen macht of kracht in de wereld kon de gelovige afhouden van het vervullen van de religieuze plichten. Zelfs het plaatsen van beelden in de Tempel, het ergste dat Israël kon overkomen, kon de reis naar Jeruzalem niet verstoren. De God van Israël leek de gelovigen altijd wel te beschermen, juist omdat het gelovigen waren. Ze leken wel onaantastbaar voor het onrecht dat de bezetting en de onderdrukking door vreemde machten meegebracht was.
Brengt zo’n reis naar het Heiligdom nu ook voordeel? De Psalm suggereert van wel. Maar welk voordeel dan? Je wordt er in elk geval materieel niet rijker van. Er moet gezaaid en geoogst worden. Maar, zegt de Psalm, wie in tranen zaaien, zullen met gejuich oogsten. Ook al wordt je gedwongen je zaad mee te nemen en elders te zaaien dan nog dan kom je thuis met gejuich over de schoven die je hebt geoogst. Het pelgrimslied zingt vol vreugde over de vrijheid die je hebt geproefd. Dat delen met de armsten, de minsten, met vreemdelingen bevrijd je van de angst voor de dood. Er zijn altijd mensen met wie je kunt delen en dus zijn er mensen die met jou kunnen delen, niet uit eigenbelang, niet omdat ze rijker er van worden, ze krijgen een maaltijd, dat is het, maar omdat delen de basis wordt van elk samenleven. Christenen zagen ineens dat op die manier ook Jezus van Nazareth gestorven was, door te weigeren zijn leerlingen in opstand te laten komen had hij zijn leven met iedereen gedeeld, hij had de dood op zich genomen die anders iedereen had moeten ondergaan, daardoor hadden al zijn volgelingen het leven gekregen, maar daardoor was hij zelf ook blijven leven. Want hem navolgen betekent dat geen macht en geen kracht op aarde iets kan ondernemen tegen de liefde van de ene mens voor de andere, daarmee is alle lijden, alle onrecht te overwinnen. Ook vandaag nog als wij onze naaste liefhebben als onszelf.