Romeinen 3:9-20
Paulus lijkt aardig te kunnen doordraven. Er is geen mens die nog het goede doet beweert hij, helemaal niemand. Hij noemt de keel van de mensen een open graf, ze hebben een bedriegelijke tong en achter hun lippen schuilt het gif van een adder. Het is maar goed dat hij ook zichzelf daarin betrekt want zo zout hadden we het nog niet gegeten. Schrijft Paulus nu onzin? Dat ook weer niet, hij pepert de betweters in wat we eigenlijk al lang weten. Dat wat Paulus hier schrijft moeten we allereerst plaatsen in de strijd tussen Joden en Heidenen. Veel Joden beweerden dat je alleen behouden kon worden als je Jood werd. Paulus bestrijdt die opvatting. Juist als je Jood bent en opgevoed bent in de opvatting dat je de Wetten van Mozes naar de letter moet houden loop je de kans de wet te overtreden. Volgens de Wetten van Mozes is het overtreden van de kleinste wet al overtreden van de hele wet, dus het risico is groot. Bovendien, wie weet wat overtreden is. De Rabbi’s hadden vastgesteld dat er voor elke wet wel 70 manieren waren om die wet uit te leggen en al die manieren waren waar. Dus het houden van de Wet werd wel een heel moeilijke zaak en zo bezien was er niemand onschuldig. Aan de andere kant konden ook de Heidenen die de Weg van Jezus van Nazareth wilden gaan zich er niet mee af maken dat ze door van hun naaste te houden als van henzelf behouden zouden worden. Ze maakten zich van tijd tot tijd evengoed kwaad, ze zagen best wel eens iemand over het hoofd, ze deden echt niet aan iedereen recht, ze moesten toch ook vele malen per dag opnieuw beginnen met het houden van de naaste. Daarom stelt Paulus hier dat noch Joden noch Heidenen zich er op kunnen beroepen God aan hun zijde te hebben. Maar als de hele wereld schuldig voor God staat moeten we er dan maar mee op houden? Moeten we erkennen dat ook de weg van de liefde doodloopt? Moeten we aannemen dat dat meetrekken van God met mensen die de armen willen bevrijden geen zin heeft? In dit stuk van Paulus staat maar de ene kant. We lezen steeds maar van die kleine stukjes om ons bewust te maken van het hele verhaal. Dit stuk van het verhaal heeft twee boodschappen. Ten eerste de boodschap dat je je niet kunt beroepen op je kennis van de Bijbel. Hoeveel teksten je ook kunt citeren, het maakt je geen beter mens, hoeveel psalmen je ook kunt zingen, het maakt je er niet minder schuldig om in de ogen van God. Ten tweede dat je je ook niet kunt beroepen op je ijveren voor de armen en ontrechten in de wereld. Hoe hard je ook werkt voor Amnesty International of in de Fair Trade winkel, er zijn altijd mensen die je over het hoofd ziet. Er zijn altijd verkeerde politieke opvattingen waar je maar niet tegen in gaat. Iedereen moet elke dag weer vele malen opnieuw beginnen. Het mooie is dat het mag, dat je steeds opnieuw op weg mag gaan, ook vandaag weer.