Erger je niet aan slechte mensen

Psalm 37

Als kinderen kwaad op elkaar zijn dan zeggen ouders wel eens dat je eerst tot tien moet tellen voor je wat zegt, dan weet je dat je niks verkeerds zegt waardoor de ruzie kan verergeren.Vandaag lezen we een lied uit de Bijbel, een Psalm, die hetzelfde effect wil bereiken. En dan is tien nog echt niet genoeg. Twee keer zoveel is twintig en zoveel letters zitten er in het Hebreeuwse Alfabet, Alef en Beth zijn de eerste twee letters. Deze Psalm telt 40 verzen en elke twee verzen begint met een volgende letter van het Hebreeuwse Alfabet. Als je de hele Psalm gezongen hebt dan heb je je irritatie over de goddelozen geuit, je de belofte van de God van Israël weer te binnen gebracht en de ervaring van de Psalmdichter gedeeld dat het uiteindelijk altijd goed komt met de rechtvaardigen en dat de goddelozen aan hun eigen goddeloosheid ten onder zullen gaan.

De termen rechtvaardigen en goddelozen zijn in onze dagen zo vaak gebruikt dat het bijna lege woorden zijn geworden. Ze klinken nog wel vroom en als je ze hoort zul je ongetwijfeld denken dat ze iets met godsdienst of religie te maken zullen hebben. Maar als je ze in de Bijbel tegenkomt hebben ze eigenlijk weinig of niks met een God te maken maar alles met mensen. Ze beschrijven hoe mensen met elkaar om gaan. De rechtvaardigen zorgen dat andere mensen tot hun recht komen. Ieder mens heeft bijzondere eigenschappen, ieder mens is uniek. Het gaat er om dat ieder mens de kans krijgt die unieke eigenschappen tot ontwikkeling te brengen en met die unieke eigenschappen een bijdrage te leveren aan de samenleving. Daardoor worden we allemaal rijker. Honger, ziekte en tegenslag, laat staan onderdrukking en geweld, mogen mensen niet hinderen tot bloei te komen, rechtvaardigen zorgen daarvoor. Zij volgen het gebod van de God van Israël hun naaste lief te hebben als zichzelf.

De goddelozen houden zich niet aan dat gebod. Zij houden wel van zichzelf maar voor hun eigen liefde gebruiken ze anderen. Ze vermeerderen hun bezit omdat ze denken dat materieel gewin ook geluk zal kunnen brengen, ze zijn beducht voor hun uitstraling omdat ze denken dat het imago dat ze hebben en het aanzien dat ze genieten bewijst dat ze slagen in het leven. Ze kunnen best in een God geloven, maar als het even kan maken ze een beeld van hun God dat zeer op hen zelf lijkt, een God die straffeloos anderen kan straffen en de succesvollen beloond. Een God die ziekte stuurt aan de armen en gezondheid aan de rijken en gelovigen. Aan de wetten van de God van Israël hebben ze geen boodschap, ze laten de armen dan ook rustig voor de deur liggen, de armen hebben hun armoede immers aan zichzelf te danken roepen ze dan, of de armen wonen te ver weg om door ons geholpen te worden. Dat je van delen rijker wordt is voor hen maar een vorm van luchtfietserij en gevaarlijk dromen. De Psalm legt ons dus ook een keuze voor, waar willen we bij horen, bij de goddelozen of bij de rechtvaardigen? Elke dag mogen we die keuze weer opnieuw maken, ook vandaag.

Plaats een reactie