Galaten 2:11-21
Soms snap je niet waarom de Nieuwe Bijbelvertaling niet gewoon vetaald wat we gewend zijn. Ook de bijbelvertaling uit 1951, die we zo gewoon zijn, had ons hier in verwarring gebracht overigens. De naam Kefas is grieks voor het latijnse Petra, of rots. De man die hier dus aangesproken wordt is Petrus. Wie het vijftiende hoofdstuk uit Handelingen heeft nagelezen weet dat de toespraak van Petrus, waarin hij uitlegt dat Joden Joden moeten blijven en Heidenen Heidenen, maar dat ze samen Christenen moeten zijn, doorslaggevend was bij de besluitvorming over het conflict. Maar daar is kennelijk een daverende ruzie tussen Paulus en Petrus aan voorafgegaan. Huichelarij was iets wat Paulus kennelijk absoluut niet kon verdragen en diplomatie trouwens ook niet. Jakobus was de broer van Jezus en het hoofd van de gemeente in Jeruzalem. Dat iemand rekening hield met de gevoeligheden van zijn Joodse afgezanten lijkt voor de hand te liggen.
Niks, zegt Paulus, je zegt wat je denkt en je doet wat je zegt. Zoals Jezus van Nazareth zelf eens had gezegd: Uw ja moet ja zijn en Uw nee moet nee zijn. Het is mooie beeldspraak die Paulus gebruikt, ik ben gestorven maar Christus leeft in mij. Elders zegt hij dat hij elke dag wel duizend keer sterft om ook duizend keer met Christus op te staan. Die beeldspraak is niet onbelangrijk. Voortdurend dien je er kennelijk op uit te zijn je naaste lief te hebben als jezelf. Dat is niet gemakkelijk want uiteindelijk hoor je ook jezelf lief te hebben. Jezus van Nazareth is daarbij de grote voorganger. Hij hield die liefde vol door de dood heen. In zijn geest, de geest van God, moet je dus alles doen. Dat moeten is overigens geen opgelegde dwang, maar als je eenmaal die liefde hebt leren kennen dan kun je niet anders. Dat hier het moeten geen dwang is probeert Paulus ons ook duidelijk te maken. Het gaat hier niet om regeltjes uit een wetboek waarin staat wat je allemaal niet mag en wel moet. Dat soort wetten doet voor Christenen niet ter zake. En nu niet denken dat de oude Joodse Wet was afgeschaft en vervangen was door een nieuwe Christelijke Wet, die wet bestaat niet. Er bestaat maar één wet, de Wet van de Woestijn. Die Wet geldt voor Joden en Heidenen en in die Wet kunnen ze samen Christen zijn.
Die Wet is dat God liefhebben boven alles, je naaste liefhebben als jezelf is. Daar komt alles vandaan en daar gaat alles op terug. Dat je dus als Christen veel dingen niet zou mogen is onzin. Mensen die je dat willen wijsmaken willen macht over je uitoefenen. Wie voor jou uitmaakt wat goed en wat slecht is heeft macht over je. En dat is in strijd met wat de Bijbel zegt over macht. Daarin is er slechts één Heer en dat is God, er is één die bepaald wat je wel en niet wilt doen en dat is de geest van Jezus van Nazareth. Er is één maatstaf om uit te maken wat wel of niet goed is en dat is het effect dat het heeft op de armen, de zieken, de gehandicapten, de mensen die geen plek hebben in de samenleving. Rechtvaardig is in de Bijbel de mensen recht doen, de mensen die krom moeten liggen, om een deel van leven te hebben, mogen opstaan en weer recht door het leven gaan. Jezus van Nazareth ging ons daarbij voor door de dood heen. Dat we daarin mee mogen doen heet in de woorden van Paulus genade. Geen straf voor al die keren dat we eerder aan onszelf dachten dan aan onze naaste, maar de mogelijkheid duizend keer op een dag opnieuw te mogen beginnen. Zo zwak en eenzaam als we zijn hebben we kennelijk een God aan onze zijde die ons telkens weer laat werken aan zijn Koninkrijk, die wereld waar geen tranen meer zijn, waar alle mensen een plaats hebben. Als je dat tot je door laat dringen wil je geen moment meer wachten er mee aan de slag te gaan.