Psalm 146
We hebben de verkiezingen voor de politicus van het jaar weer achter de rug. Het is daarbij heel duidelijk geworden hoe verdeeld het volk is. Ook de journalisten van de parlementaire pers zijn zeer verdeeld. Echte winnaars zijn er dan ook eigenlijk niet. Al zullen mevrouw Verdonk en meneer Wilders het hier niet mee eens zijn, zij immers werden tot winnaars uitgeroepen. Zij roepen het hardst tegen de gevestigde macht en veel mensen die ook onvrede hebben met de gevestigde macht roepen met hen mee en vinden eigenlijk dat ze nog te zacht roepen. Maar hen laten roepen tegen de machthebbers in ons land, is dat ook vertrouwen op stervelingen waar geen redding is, zoals in deze Psalm gezongen wordt? Moeten we ons niet geheel en al naar een andere kant wenden? De Psalm prijst gelukkig wie de God van Jakob tot hulp heeft. Jakob was de man die zijn vader en zijn broer bedroog en daarom moest vluchten naar zijn oom Laban. Daar werd hij op zijn beurt bedrogen maar uiteindelijk keerde hij met vier vrouwen, 12 zonen en een dochter terug, om een hele nacht met een vreemdeling te vechten die hem mank sloeg. Ondanks het verdwijnen van zijn lievelingszoon bleef Jakob echter geloven dat hij zou uitgroeien tot een groot volk, hij hield de rest van zijn zonen bijeen en schroomde niet ze te laten bedelen om voedsel in Egypte. Dat werd hun redding en uiteindelijk zouden de nakomelingen van Jakob uit Egypte vluchten als slaven de woenstijn in. Naar die God moeten we ons wenden, want die God is volgens deze Psalm trouw tot in eeuwigheid, die doet recht aan verdrukten, geeft brood aan hongerigen, bevrijdt de gevangenen, opent de ogen van de blinden, richt de gebogenen op, heeft de rechtvaardigen lief, beschermt de vreemdelingen en steunt de wezen en de weduwen. Van het rechtdoen aan de verdrukten tot de steun aan de weduwen komt ons dat toch wel heel bekend voor. Dat zijn de zaken die we zelf, die we samen moeten doen, waar we ook onze politici op moeten afrekenen. Je kunt van Verdonk en Wilders veel zeggen maar toch niet dat ze de vreemdelingen beschermen en die staan toch echt in het rijtje van de godsdienst. Want al die dingen doen is het beoefenen van onze godsdienst. Dienst aan mensen is immer dienst aan God. Het zijn de woorden van God die ons in die richting voortdrijven. Dat was de ontdekking die de nakomelingen van Jakob in de woestijn deden. Niet het oprichten van beelden, niet het kiezen van idols, of van politici van het jaar, maar het houden van je naaste als van jezelf, dat brengt uiteindelijk een einde aan ellende. Daarom sluit de Psalm met het noemen van Sion, daar werd de Wet van Liefde, van eerlijk delen, bewaard. Dat is de enige machthebber die het over ons te zeggen mag hebben.