2 Samuel 8:1-18
Een afschuwelijk hoofdstuk, al dat bloedvergieten, in een God die daarbij helpt wil je toch niet geloven, een God moet vrede brengen en recht doen aan mensen. Maar pas op, je moet de Bijbel altijd zo lezen dat je je los maakt van wat je gewoon bent in het nieuws te horen, te zien en te lezen. Wij horen van vijanden, wij horen van partijen die elkaar op gruwelijke wijze bestoken. En als we niet uitkijken dan lezen we die verhalen ook in de Bijbel. Maar onze kranten staan niet in de Bijbel, wij worden geroepen om het nieuws dat in de Bijbel staat te doen landen in het nieuws dat in de kranten wordt beschreven. En het verhaal uit dit hoofdstuk zou ons daar wel eens bij kunnen helpen. Want Israël moet een voorbeeld zijn voor alle volken en uiteindelijk moeten alle volken zich richten naar de God van Israël. Als je hoofdstuk nauwkeurig leest dan maakt David daar een begin mee.
Hij trekt eerst op tegen de Filistijnen. Roeit hij de hele bevolking uit? Welnee, hij bezet de hoofdstad en zorgt dat Israël de baas wordt over de Filistijnen. Geen plunderingen meer van de oogst in Israël, maar ze mogen voortaan mee doen met het leven in Israël. Datzelfde geld voor de Moabieten, neven van de nakomelingen van Abraham, zij immers zijn nakomelingen van Lot. Net als Jozua deed voor Israël deed David voor Moab, hij legde het meetsnoer over het land, iedereen een gelijk deel. Met dat deel mag je meedoen, niet voor de helft, niet voor tweederde maar alleen maar met het geheel, een totale inzet van je bezit voor een land dat overvloeit van melk en honing en waar recht gedaan wordt aan de minsten en waar gerechtigheid heerst. Zo vergaat het ook Koning Hadadezer, koning van een klein landje bij Damascus. Hoog te paard rijdt onrecht langs de wegen dichtte Huub Oosterhuis eens. David ontneemt deze Koning zijn angstaanjagend teken van macht door de pezen van de paarden door te snijden. David wordt er rijkelijk voor beloond.
Blijft nog het broedervolk Edom, afstammelingen van Esau en spreekwoordelijke tegenstanders. Dat volk hoeft eigenlijk helemaal niet onderworpen te worden, laat staan uitgeroeid. David legert op strategische punten een militaire macht en heel Edom is belastingplichtig aan Israël. David regeerde rechtvaardig staat er dan. Met een groot staatsapperaat? Met dure raadgevers? Welnee, één generaal is genoeg, Joab, bendeleider bij uitstek. één raadsman, Josafat, twee priesters, Sadok en Achimelek, en natuurlijk een secretaris, hofschrijver Seraja. Voor het mooi is er dan ook nog een lijfwacht bestaande uit buitenlandse huursoldaten, de Kreti en de Pleti onder bevel van Benaja. David had overigens geen kroonprinsen aan het hof, zijn zonen waren priester. Konden wij maar zo de conflicten in onze wereld oplossen. Wisten wij op deze manier maar de mensen te integreren die naar ons land zijn getrokken om te delen in onze welvaart, of omdat ze het in hun eigen land niet meer konden uithouden. In dit hoofdstuk wordt niet het bloedvergieten geschilderd maar hoe de Heidenen recht werd gedaan en tot hun recht konden komen. Zo mogen wij ook met mensen omgaan, elke dag opnieuw, ook vandaag weer.