1 Samuel 26:1-25
Gerechtvaardigde woede hoeft je dus niet tot doden te brengen. Dat is de les die David kan trekken uit de ontmoeting met Nabal en Abichaïl. En Abichaïl zal hem er ongetwijfeld aan herinnerd hebben als hij eenmaal met haar getrouwd is. Maar hoe zit het dan als iemand er op uit is jou te doden? Is dat geen reden om die vijand uit te schakelen? Hoe gaat een Koning naar Gods hart daar mee om? Als die vijand je toevalt en alleen en nietsvermoedend zich in jouw grot begeeft en dus aan jou is overgeleverd dan hoef je die vijand dus niet te doden. Dan kun je laten zien dat die vervolging eigenlijk overbodig is want dat die vijand niets van jou te vrezen heeft. Dat heeft David er toe gebracht om zich te beperken tot het afsnijden van een reep van de koningsmantel en de koning nog eens aan te spreken. Maar helpt dat? Zijn de eden die die koning zweert, is het verbond met die koning, betrouwbaar?
David had zijn taak gevonden. Samen met zijn legertje beschermde hij in de bergen en de woestijn de herders en boeren tegen diefstal en plundering. Met succes hebben we kunnen lezen in het verhaal van David en Abichaïl. Maar de inwoners van de Zifwoestijn hebben het nog steeds niet erg op met een krijgsheer als David, gezocht door de wettige koning en met een groeiend leger waar ze ook nog belasting aan moesten betalen. Moesten ze nu de wraak van de koning vrezen of de wraak van de krijgsheer David? Om dat uit te vinden gaan ze naar koning Saul en vertellen hem precies waar David verblijft. Als Saul dat goed vindt hebben ze verder niets te vrezen, als Saul kwaad wordt dan zal hij zijn woede richten op David en zijn leger. In beide gevallen zijn de inwoners van Zif goed af. Saul wordt inderdaad kwaad en verzamelt opnieuw een leger van drieduizend man en trekt op tegen de zeshonderd man van David.
David was al verder de woestijn ingetrokken en heeft zijn reactie nu zelf in de hand. Hij zet verspieders uit en laat zich nauwgezet informeren over de bewegingen van het Koninklijk leger. Als de legerplaats is ontdekt en iedereen slaapt gaat David zelf met zijn neef Abisai op verkenning uit. Iedereen blijkt in diepe slaap verzonken. Zo komen de twee ongemerkt in de tent van de Koning die daar samen met zijn generaal Abner ligt te slapen. Opnieuw weigert David van de situatie ten eigen bate gebruik te maken. Hij steelt de waterkruik en de speer van Saul maar laat hem in leven. Via Abner laat hij de volgende morgen zien hoe veilig de veiligheid van een leger eigenlijk is. Elke zelfmoordterrorist kan een legerbasis binnenkomen en verwoesting aanrichten. Er is in al die eeuwen niets veranderd. Toch blijven ook wij op legers vertrouwen als het gaat om vrede en recht. Zolang dat zo is zijn ook vredesverdragen maar van een betrekkelijke waarde. Pas als er echt de wil is om samen te werken en samen te zorgen voor de minsten kan er echte vrede komen. Wij kunnen elke dag opnieuw met die zorg voor minsten beginnen en zo als David laten merken niet op macht voor onszelf uit te zijn maar op een wereld zonder tranen. Dat mag ook vandaag weer.