1 Samuel 11:14”“12:25
De inhuldiging van Saul werd een groot feest. Maar Samuël zat het nog steeds niet lekker dat het volk om een Koning had gevraagd en het niet had aangedurfd om het met de God van Israël te wagen. Het volk werd door Samuël dan ook getracteerd op een donderpreek. Dat nadat was vastgesteld dat het niet Samuël was geweest die het volk op die weg had geleid. Samuël had net als Mozes en Aäron steeds de bevrijding van het volk voor ogen gehad. En om bevrijding moest het blijven gaan. Achter de pracht en praal van koningen aan lopen levert geen bevrijding op. Die pracht en praal is leeg en dient tot niets. Als het goed is weten ook wij er alles van. Ook wij hebben langzamerhand een koningshuis dat versiering van onze staat is. Zonder kan het ook maar het levert nu eenmaal feestdagen en mooie optochten op. En we hebben afgeleerd een Koning macht te geven zodat die oorlogen kan voeren en ten eigen bate belastingen kan heffen.
Samuël vergeet bijna dat het de God van Israël zelf was geweest die hem had opgedragen een koning te zoeken en hem ook die koning had aangewezen. In het verhaal dat we vandaag lezen geeft het volk zelf aan waarom een Koning misschien een betere oplossing was dan iedere keer een nieuwe Rechter. Tussen de Rechters in deed iedereen immers wat goed was in de eigen ogen en dan werden uit voorzorg ook maar de vruchtbaarheidsgoden van Kanaän gediend. Baäl beelden werden opgericht en op de hoeken van de velden werden Asjerapalen in de grond gedreven. Afgoderij waar de God van Israël steeds kwaad om werd. Die stuurde dan de buurvolken om de oogst te roven en daarmee het volk te straffen voor de afgoderij. Die zelfgemaakte goden leken misschien wel een goede oogst op te leveren maar als hun aanhangers die oogst kwamen wegroven dan had je daar niks aan. De God van Israël stuurde Rechters, mensen die het volk tot hun recht liet komen door de rovers te verslaan en het genot van de eigen oogst voor het volk te verzekeren.
Dat het volk had gekozen voor een Koning hoefde het volk daarom geen angst in te boezemen. De God van Israël zou het volk niet in de steek laten, zou niet laten varen het werk dat zijn hand was begonnen. Angst zouden ze pas moeten hebben als ze weer zelfgemaakte afgoden gingen aanbidden. Of als ze die Koning als God zouden gaan behandelen. Ook onder de nieuwe Koning had Samuël daarom een belangrijke taak. Hij zou moeten blijven vertellen over de Weg van de God van Israël: heb God lief boven alles door uw naaste lief te hebben als uzelf. Ook Samuël zelf zou zich hieraan moeten houden. Telkens weer moet je terug naar dat uitgangspunt van de God van Israël, terug naar de richtingwijzers voor een menselijke samenleving. Daar is na al de eeuwen die voorbijgegaan zijn sinds de dagen van Saul en Samuël nog steeds niets aan veranderd. Ook in onze dagen moeten we niet achter het lege klatergoud van de nieuwe Koning aanlopen, maar letten op de minsten en de zwaksten in de samenleving. Hebben onze voedselbanken nog voldoende voorraad is een belangrijker vraag dan wat de vrouw van de nieuwe Koning aan zal trekken bij de inhuldiging. En voor die voedselbanken kunnen we elke dag opnieuw zorgen, ook vandaag weer.