1 Samuel 10:17-27
Een God inruilen voor een Koning. Daar komt het op neer volgens het gedeelte dat we vandaag lezen uit het eerste boek Samuël. De politieke betekenis van die stelling, een stelling die volgens de het verhaal door de God van Israël zelf op tafel is gelegd, wordt meestal verwaarloosd. We zijn sinds de dagen van Saul zo gewend geraakt aan menselijke koningen dat we ons een samenleving zonder een regering van mensen helemaal niet meer kunnen voorstellen. Nu is dat ook wel moeizaam. Tijdens de Rechters die in het gelijknamige boek werden besproken was het idee dat ieder deed wat goed was in zijn ogen ook al niet een garantie op een vreedzame samenleving. Telkens weer werd de oogst van het volk Israël geroofd door buurvolken en van tijd tot tijd sloegen de stammen ook elkaar de hersens in. Dat de God van Israël wetten had uitgevaardigd die richtingwijzers waren voor een rechtvaardige samenleving vergat het volk voortdurend.
Zelfs als je Priesters aantstelde om recht en gerechtigheid te handhaven en te vertellen over die richtingwijzers voor de menselijke samenleving ging het verkeerd. De zonen van de Hogepriester Eli werden corrupt. En Eli was nog wel hogepriester bij de Tent der Ontmoeting waar de Ark van het Verbond werd bewaard. Dichter bij de Wet van de God van Israël kon je bijna niet komen. Maar de Ark van het Verbond werd verkwanseld alsof het een beeld van een God was die op eigen kracht bescherming bieden moest en niet het symbool van de samenwerking tussen het volk en die God. De zonen van Samuël, die zelf toch een prima Rechter en Profeet was, waren net zo corrupt. Veel en veel later zou men zeggen dat dus niet wie zegt “Here, Here” als voorbeeld moet dienen maar wie zich houdt aan die richtlijnen voor de menselijke samenleving, wie van de naaste houdt als van zichzelf.
Wie er Koning wordt is louter toeval. Een dergelijk heerser valt je toe en daar moet je het mee doen. Dat blijkt uit de manier waarop het volk bij Saul uitkomt. Die Saul had het al zien aankomen en had zich verstopt tussen de bagage van al die stammen die in Mispa bij elkaar waren gekomen. En zoals gebruikelijk in een volk is een deel onder de indruk van de heerser en staat een ander deel er uiterst kritisch tegenover. Bij Saul is de kracht imponerend en soldaten blijken graag in zijn leger te dienen. Zodra Saul koning is, blijkt uit het verhaal, is het ideaal van de samenleving zoals die door de God van Israël werd geschetst helemaal verdwenen. Hier is geen oog meer voor zwakken, geen wetten meer om de weduwen en de wees te beschermen. Nu gelden de rechten van de koning, rechten op soldaten, op een inkomen, op voedsel en huisvesting. De tegenstelling tussen een regering op basis van het program van de God van Israël en een regering op basis van macht kan niet duidelijker geschetst worden. Tot in onze dagen kunnen we tussen de twee kiezen, tot in onze dagen mogen we geloven dat een samenleving volgens het program van de God van Israël vrede en recht brengt. En elke dag mogen we daar mensen van overtuigen, ook vandaag weer.