Genesis 35:1-15
Je moet toch wat met een God die geen naam wil hebben maar wel met je wil meegaan. Na het bloedbad in Sichem besluit Jacob het maar radicaal met die God te wagen. Hij herinnert zich de steen die hij zalfde toen hij de droom had dat boodschappers van die God voortdurend tussen hem en die God heen en weer gingen. Dat was in Betel, het huis van God, bij Luz, de amandelboom. Alle andere goden moeten daarvoor wijken en die worden dus in Sichem achtergelaten. Voortaan is er alleen nog de God van Abraham, Izaak en Jacob, de God van Israel dus, voor het eerst aangesproken als de Ontzagwekkende. Want niet alleen is Jacob rijk, worden zijn zonen niet gestraft omdat ze het voor een vrouw opnamen maar wordt de belofte dat hij een groot volk zal worden en dit land zal erven herhaald. De radicaliteit van het opgeven van vreemde goden wordt ook van onze politieke partijen gevraagd. Als ze werkelijk recht willen doen aan het verlangen van een meerderheid van de mensen naar een sociale samenleving waarin iedereen mee wil doen, moeten er heilige huisjes begraven worden en achtergelaten worden in de geschiedenis van vorige kabinetten. Het gedoogbeleid van vroeger moet vroeger blijven, wat wel en niet mag hebben we samen afgesproken en alleen langs democratische weg kan in die afspraken verandering worden gebracht. Maar ook het niet willen tornen aan de hypotheekrenteaftrek, het niet willen geven van een generaal pardon aan vreemdelingen die hier al meer dan 10 jaar zijn, het niet willen verhogen van de laagste uitkeringen, het niet willen tornen aan de bonussen en topinkomens bij overheid en bedrijfsleven zullen moeten worden begraven. Als een van die goden en godjes blijft zweven boven het politieke bedrijf zal er geen socialere samenleving mogelijk blijken. Die rechtvaardige samenleving van recht en vrede is namelijk niet een samenleving van uiterlijk vertoon. Dat kan niet door hier en daar lelijke plekken weg te poetsen. Dat kan alleen als iedereen echt bereid is alle andere goden te begraven en op een heel nieuwe manier de armen, de weduwen en de wees, de vreemdelingen in ons midden, mee te laten delen in de grote welvaart die er ook in dit land is. Dat is niet iets van kansen die mensen maar moeten zien te pakken, dat is iets van recht dat gedaan moet worden.