Marcus 12:13-17
Â
Vandaag om te beginnen een verhaal over belastingbetalen, tenminste zo lijkt het. Twee elkaar vijandige groepen wenden zich tot Jezus van Nazareth. Het lijkt er op dat ze een man van gezag hebben gezocht die hun geschil zou kunnen beslechten. Wat moet je doen, wel of geen belasting betalen aan de bezetter, de uitperser van het land. Fanatieke Farizeeën hadden opgeroepen om geen belasting te betalen aan de Romeinen. De Herodianen benadrukten dat er tenminste een eigen koning in het land was die de Tempeldienst kon beschermen en die begrip kon wekken bij de Romeinen voor de eigen aard en gebruiken van de Joden. Daarvoor moest dan wel belasting betaald worden. Maar eigenlijk was het een strikvraag, want die Jezus van Nazareth had het steeds over een eigen Koninkrijk. Dit verhaal over de belasting wordt meestal zo uitgelegd dat het lijkt of Jezus de mensen opdraagt netjes belasting te betalen. Dat is in een geordende samenleving waar de kerk op goede voet met de overheid wil blijven natuurlijk wel een heel handige uitleg. Maar is het de juiste?
We hebben hier al eens gelezen over het misbaar dat gemaakt werd toen Jezus bij een belastinginner, een tollenaar, binnen ging. We hebben ook gelezen dat we geen afbeeldingen van enig God mogen maken. En de munt waarop de keizer stond kwam uit de zak van de kerkleiding, die keizer vond zichzelf God, en zijn afbeelding stond op zijn munt. Zo’n munt hoor je dus niet in je zak te hebben. Geld van de bezetter die het volk uitperst, die alles doet wat God nu juist verboden heeft. Daar moet je niet bij willen horen. Laat die Keizer zichzelf maar houden en zichzelf aanbidden. Je moet God geven wat van God is. Nu is de mens naar Gods beeld gemaakt, jezelf geven is dan ook voor de hand liggend. Die Keizer zou zich dus ook aan God moeten geven. En dat brengt je gelijk op de vraag hoe je om moet gaan met de belastingen vandaag de dag. Allereerst moet je dus kijken hoe de overheid met de belastingen om gaat. Wordt dat gebruikt om vrede te brengen of om oorlog mogelijk te maken, wordt dat gebruikt om de hongerigen te voeden of om de armen uit te buiten, wordt dat gebruikt om mensen tot hun recht te laten komen of om onrecht te doen. De besluiten daarover worden in onze samenleving democratisch genomen. Dat betekent dat we de gelegenheid hebben het volk er van te overtuigen dat de Wet van de God van Israël moet gelden, dat het voorbeeld van Jezus van Nazareth moet gelden.
De Saduceeën uit het verhaal van vandaag geloofden niet in de opstanding van de doden. Hun voorbeeld maakt het geloof in die opstanding dan ook bespottelijk. Jezus van Nazareth geeft op hun vraag eigenlijk twee antwoorden, als we al opstaan dan is dat als de engelen en verder weten het niet want God is een God van levenden. In het boek Genesis wordt verteld dat God een grens stelde aan de leeftijd van de mensen, ouder dan 120 jaar zouden ze niet worden. Daar staat dan dat de adem van God, waarmee hij de mens het leven heeft gegeven, weer terug keert naar de borst van God. Een mooi beeld. Maar als jonge mensen sterven dan kan het toch niet afgelopen zijn? Als mensen zich inzetten tegen zinsloos geweld en daarbij zelf omkomen, of sneuvelen op een missie die vrede en veiligheid moet brengen, dan zullen ze toch deel mogen hebben aan de samenleving waar de dood niet meer zal zijn? Of er een God is weten veel mensen niet, zeker niet hoe ze zich die God moeten voorstellen, maar dat het na de dood niet afgelopen is dat willen ze wel geloven. Van Jezus van Nazareth mag dat, al moet je daar geen voorstellingen van willen maken. Zoals Jezus van Nazareth zijn liefde door de dood heen kon dragen zal God ook zijn geliefden door de dood heen dragen. Daarom mogen we in dit leven al opstaan tegen onrecht en het lijden van medemensen, dat mogen we ook vandaag al doen, dat is kiezen voor het leven. Die Saduceeën behoorden tot de heersende elite uit de dagen van Jezus van Nazareth. Zij hadden zich neergelegd bij de bezetting door de Romeinen. Maar mensen die zich niet neerleggen bij de dood als het laatste woord in het leven leggen zich ook niet neer bij onrecht en onderdrukking als een onontkoombaar verschijnsel in het leven. Mensen die geloven brengen daar verandering in, brengen recht en gerechtigheid, elke dag weer opnieuw.