Psalm 56
Vandaag zingen we een lied met de Kerk mee dat volgens het opschrift gezongen werd toen Koning David gevangen zat bij de Filistijnen in de stad Gad. Dat waren hardnekkige tegenstanders van Israël. Simson had er eens huis gehouden en de poorten van de stad naar de heuvel bij Hebron gebracht als teken van de onrechtvaardigheid die in de stad heerstte. David was er volgens het eerste boek Samuel een aantal keren gevangen gehouden. De psalm van vandaag is een lied en een gebed. Een lied dat duidelijk maakt hoe iemand zich moet voelen die onrechtvaardig gevangen wordt gehouden en een gebed zoals dat gemakkelijk door iemand in nood wordt uitgesproken. Maar de situatie waarin iemand verkeerd hoeft er niet noodzakelijk door te veranderen.
De dichter van de Psalm vraagt eigenlijk niet direct iets voor zichzelf. Hij benadrukt dat hij geen angst kent want wat kan een sterveling een mens nu aandoen. Paulus zong veel en veel later iets vergelijkbaars toen hij schreef dat geen kracht of macht in de wereld hem van de Liefde van Christus zou kunnen afhouden. De Psalmist suggereert hier dat niets hem kan afhouden van de Liefde van de God van Israël. Maar straf hebben de onrechtvaardigen verdient. Van de Filistijnen van Gad is bekend dat ze jaar na jaar optrokken naar Israël om de oogst te stelen. Veel verzet konden de arme boeren daar niet tegen bieden. Het zou uiteindelijk Koning David zijn die een einde aan die strijd zou maken en daardoor de geschiedenis in zou gaan als de Vredevorst van wie de Vredevorst zou afstammen die in de hele bewoonde wereld de vrede zou brengen.
Maar een directe verlossing uit de ellende van de gevangenschap verwacht ook deze psalmist niet. Er zal ooit wel eens een einde komen aan de ellende maar tot nu hebben de omzwervingen van de dichter kennelijk alleen tranen opgeleverd. Maar die tranen worden opgevangen door de God van Israël. Je kunt lang strijden voor recht en gerechtigheid, voor vrede in de wereld, tegen het egoïsme en de uitbuiting, maar je houdt het alleen vol als je er van overtuigd bent dat uiteindelijk die strijd ook Gods strijd is en zal uitlopen op een nieuwe hemel en een nieuwe aarde waar geen tranen meer zullen zijn en de dood niet meer voorkomt. Het goede dat je met je meedraagt wil je daarom als dankoffer maar al te graag delen met hen die het goede moeten ontberen. Dat is leven onder Gods hoede in het licht van het leven. Elke dag mogen we daar opnieuw mee beginnen, ook vandaag weer.