1 Korintiërs 9:15-27
In het gedeelte dat we vandaag lezen uit de eerste brief aan de gemeente in Korinte verdedigt Paulus zich tegen aanvallen en stelt hij zichzelf ten voorbeeld. In zijn verdediging neemt hij anderen in bescherming. Paulus werd er kennelijk van beschuldigd rijk te worden van het stichten van gemeenten. Hij zou de gemeenten laten betalen om naar ze toe te komen en er het Evangelie te verkondigen. Paulus vindt dat zendelingen, Apostelen in het Grieks, het recht hebben op een vergoeding. Daarmee beschermt hij zijn mede apostelen die wel gedwongen zijn zo hier en daar de hand op te houden. Een visser als Petrus zal het niet gemakkelijk hebben gehad de kost te verdienen in vreemde gebieden. Hij hoorde thuis op het meer van Galilea en dat is maar een klein meer. Voor een rondreizende riemensnijdende tentenmaker als Paulus was het gemakkelijker zelf de kost te verdienen. Paulus ziet daarom af van het recht op een vergoeding voor zijn werk, al noemt hij het nadrukkelijk een recht.
In de discussies over betaalde en onbetaalde predikanten in de PKN staat dus eigenlijk dat beiden gelijk hebben. Een redelijk tractement is het recht van een voorganger die volledig in dienst is van een gemeente, die op zondag voorgaat en door de week de gemeente leiding geeft, zorgt voor de ouderlingen en diakenen en als een herder is voor de gelovigen door zijn of haar pastoraal werk. Maar het is mogelijk van dat recht op een redelijk tractement af te zien als op een andere manier in eigen onderhoud kan worden voorzien. Soms hebben mensen een beroep, opleiding of erfenis die hen dat mogelijk maken. Waar niet vanaf kan worden gezien is het voorbeeld dat een voorganger is. Paulus schetst hier hoe hij Jood met de Joden is, Romein met de Romeinen, zwak met de zwakken en sterk met de sterken. Hij past zich aan om mensen maar te kunnen winnen voor het Evangelie. Al die verschillen verdwijnen immers in de gemeente van Jezus van Nazareth. Iedereen kan zich in dat Evangelie herkennen.
In onze dagen leggen we graag de nadruk op verschillen. Verschillen in taal, afkomst, maatschappelijke positie, inkomen, geslacht en gewoonten. Door die nadruk op verschillen te leggen maak je het mogelijk dat de een zich beter kan voordoen dan de ander. Ongelovigen zijn slimmer dan gelovigen omdat ze door hebben dat er niets te geloven valt. Gelovigen zijn optimistiser dan ongelovigen omdat zij kunnen geloven in een rechtvaardige toekomst waar vrede heerst en iedereen genoeg heeft. Nederlanders zijn beter dan niet Nederlanders omdat zij betere gewoonten hebben dan niet Nederlanders. Maar niet Nederlanders zijn beter dan Nederlanders omdat zij een frissere kijk hebben op vastgeroeste gewoonten en zich beter aan kunnen passen aan omstandigheden die veranderd zijn. Voor gelovigen in Jezus van Nazareth tellen die verschillen dus niet. Hen gaat het om een samenleving waar niet de een zich beter acht dan de ander maar waar samen oog is voor de minsten, voor hen die een uitgestoken hand nodig hebben, omdat zij altijd onder alle omstandigheden hun naaste lief willen hebben als zichzelf, dat is het doen waar Paulus het over had en waar nog steeds elke dag opnieuw mensen voor in beweging komen, ook vandaag weer.