Als eerste de strijd durven aan te gaan

Rechters 10:1-18

Zo lang er rechters in Israël waren ging het nog wel goed met het volk. Eerst was er Tola, die zoveel vertrouwen had in de onderlinge vrede tussen de stammen dat hij zelfs in het gebied van Efraïm ging wonen ondanks het feit dat hij bij de stam van Issachar hoorde. Hij was 23 jaar Rechter. Daarna kwam Jaïr. Dat moet een rijk man geweest zijn. Hij had 30 zonen die allemaal een ezelshengst als rijdier hadden. Daarmee had Jaïr dus ook een klein legertje dat kennelijk zeer effectief was in de bescherming van het hele volk. Hij regeerde 22 jaar. Die rechters waren geen regering. Ze vaardigden geen wetten uit en hieven geen belasting. Ze pasten de Wetten van Mozes toe als er geschillen waren. Daarbij was er één ding opvallend. Ze behandelden de armen gelijk aan de rijken. Dat was het uitgangspunt van de gerechtigheid van de God van Israël. Daarom konden er geen handeltjes met die God worden gedaan om gunsten te krijgen. De armen kregen net zo goed zon en regen en daarmee vruchtbaarheid als de rijken. Zo moesten ze dus ook behandeld worden. Maar zonder die Rechters ging het telkens weer de verkeerde kant op.
 
Degene die als eerste de strijd durft aan te gaan krijgt de heerschappij over heel Gilead zo besluit het stuk dat we hier uit de Nieuwe Bijbelvertaling lezen. Het was weer eens zo ver, ze waren vreemde goden achterna gelopen. De bekende vruchtbaarheidsgoden en de goden van de omringende volken. Het moest weer overlopen van succes en klatergoud. Waar hebben we dat meer gehoord. Volgens het verhaal werd God zelfs moe van het steeds weer moeten bevrijden. Goden en koningen moeten toch niet nodig zijn om ons te beschermen. We maken ons nog steeds afhankelijk van beursgoeroes, zogenaamd sterke politici die in één zin onze onvrede verwoorden, leiders van grote bedrijven en banken, generaals en opinieleiders. Als we met z’n allen zouden zorgen dat we met z’n allen gelukkig zijn, en dus eerlijk delen in plaats van op succes te letten moet het toch ook en misschien veel beter kunnen.

In het verhaal dat we vandaag lezen  belooft het volk het nog een keer te proberen. De leider moet dan iemand worden die het nut als leider ook bewijst. Iemand die als eerste de vijand durft aan te pakken. We zouden zulke leiders ook wel willen hebben nietwaar, mensen die de problemen ook oplossen. Die zorgen voor eerlijk delen in plaats van de rijken te bevoordelen. Maar we krijgen leiders die show voorop zetten. Een mening in één zin verwoorden is belangrijker dan nauwkeurig kijken wat een probleem is en hoe dat voor iedereen gelijk kan worden opgelost. We moeten de vreemde goden kennelijk nalopen. Het klinkt zo mooi nietwaar, televisiedemocratie met spannende debatten in plaats van detectiveseries. In Amerika is dit soort persoonsdemocratie verworden tot een rituele scheldpartij en een wedstrijd moddergooien. Verreweg de meeste Amerikanen bemoeien zich er niet meer mee en gaan niet stemmen. Met alle gevolgen van dien. De Bijbel roept ons op iedereen bij onze samenleving te betrekken. De uitspraken van de leiders van Gilead zullen grootspraak blijken in het vervolg van het verhaal. Eigen volk eerst is het tegendeel van wat de God van Israël vraagt, ook van ons vraagt. Kijk dus om je heen of iedereen mag meedoen, dat kan ook vandaag weer.

 

Plaats een reactie