1 Tessalonicenzen 2:1-12
Dat blijft raar. Mensen die je iets komen brengen en die er niks voor terug willen hebben, zelfs niet populair door willen worden. Ook in onze dagen is het nog vaak zo dat als je je vinger opsteekt om mensen te helpen men denkt dat je er zelf beter van wil worden of dat je je er geliefd door wil maken. Het kan soms de nodige moeite kosten om net als de schrijvers van deze eerste brief aan de Tessalonicenzen de mensen er van te overtuigen dat het helemaal niet om de eer gaat of om er beter van te worden maar alleen uit liefde voor de mensen zelf. Het tegendeel is natuurlijk ook waar, daar waar mensen beloond willen worden voor het goede dat ze doen, tenminste de eer er voor willen hebben en beter geacht willen worden dan anderen dan is er geen sprak van hulp of zorg in de naam van Jezus van Nazareth of de God van Israƫl.
Paulus en de zijnen gingen hier heel erg ver in. Dat weten we ook uit andere brieven. Ze wilden zelfs niet worden betaald door de gemeenten waarvoor ze werkten. Paulus was riemensnijder of tentenmaker en in handelssteden als Tessalonica was er altijd wel brood voor hem te verdienen. Collecteren deed hij uiteindelijk wel. Hij haalde geld op voor de gemeente in Jeruzalem. Daar was al vanaf het begin een vervolging van de mensen van de Weg aan de gang waardoor het bestaan voor de volgelingen van Jezus van Nazareth zeer moeilijk was. Maar hij liet het geld dat hij ophaalde vaak door anderen naar Jezuzalem brengen en die brengers daarna verslag uitbrengen in de gemeenten waar gecollecteerd werd. Transparantie noemen we dat tegenwoordig. De nadruk die Paulus legt op het niet willen teren op de zakken van de jonge gemeenten mag ook bij ons nog wel tot nadenken stemmen. Protestantse gemeenten beroepen hun predikanten en daarin wordt een salaris afgesproken. De predikant hoeft nooit de gemeente aan te sporen meer te geven zodat hij een hoger salaris krijgt. Als dat gebeurt is er iets heel erg fout.
Als er in een Christelijke gemeente geld wordt ingezameld dan is dat voor het Koninkrijk van God en dat betekent heel concreet voor de armen, de armen in onze directe omgeving maar ook voor de armen in de rest van de wereld. Ook de slachtoffers van aardbevingen zoals in Turkije kunnen rekenen op noodhulp uit Nederlandse Kerken en vanuit de kerken wordt al geruime tijd voedselhulp gegeven aan de slachtoffers van de hongersnood in de Hoorn van Afrika. In Nederland worden veel voedselbanken mede door de kerken ondersteund. Maar zeker in het buitenland geldt ook dat de beste hulp die hulp is waardoor mensen op lange termijn ook voor zichzelf kunnen zorgen, eigenlijk zo dat zij zelfs anderen kunnen helpen die hulp nodig hebben. Als dat lukt kun je spreken van de luister van God, zijn liefde vermeerdert zich dan echt over de hele bewoonde wereld. En de grootste vreugde voor gelovigen ligt daarin dat ze er aan mee mogen werken, ook vandaag nog en vandaag weer.