Job 38:28-41
Wie een andere vertaling leest dan de Nieuwe Bijbelvertaling kan met dit gedeelte in verwarring raken. In sommige vertalingen zijn de verzen 39, 40 en 41 genummerd als hoofdstuk 39 de verzen 1,2 en 3. Vertalingen zijn namelijk altijd keuzes van mensen. Geen vertaling is voor eeuwig. De taal waarin vertaald wordt is de taal van de vertaler en die taal veranderd. Wij spreken de taal van de zeventiende eeuw niet meer, we lezen die zelfs niet. En de meeste mensen lezen ook niet het Hebreeuws of het Grieks waarin de Bijbel oorspronkelijk is geschreven. De oorspronkelijke handschriften zijn er zelfs niet meer. Geleerden doen er al eeuwen over om een zo betrouwbaar mogelijke tekst te reconstrueren. Gelukkig zijn het onafhankelijke geleerden die er openlijk en controleerbaar over discusiëren. Particuliere geloofsopvattingen blijven daardoor zo veel mogelijk buiten de weergave waarin de Bijbel tot ons komt. En dat is maar goed ook. Zo zullen in een aantal kerkgenootschappen veel predikanten nauwelijks over het bijbelgedeelte van vandaag durven preken. Dat gaat namelijk over sex. Al die natuurverschijnselen die hier worden genoemd, net als de hemelverschijnselen trouwens, werden door de volkeren rond Israel, soms ook door de inwoners van Israel, toegeschreven aan sexuele activiteiten van Goden en Godinnen. Die moest je gunstig stemmen en prikkelen om ze optijd hun voortplantingsdaden te laten verrichten. Soms moest je het hen voordoen in hun tempels, mannen met mannen en vrouwen met vrouwen. Het is daarom te snappen waarom een dergelijk religieus vertoon van sexualiteit in de Bijbel een gruwel wordt genoemd. God staat boven al die natuur en hemelverschijnselen en heeft mensen lief. Zijn gebod is dat die mensen elkaar lief hebben. Of dat nu vrouwen met mannen zijn, mannen met mannen, vrouwen met vrouwen, dat maakt niet uit. Als het maar niet om religieuze redenen is. Alleen de liefde, die zichzelf niet zoekt maar de ander eert en verheft, telt voor deze God. Ook de krachten van de dieren hoeven we niet te bewonderen en te aanbidden. Wie zo sterk als een leeuw is, of listig als de raaf heeft niets voor op mensen die zwak of niet zo slim zijn. Nog steeds worden natuurverschijnselen, dierlijke eigenschappen, uiterlijke schoonheid, de gang van de sterren, door mensen aanbeden. Alsof de waarheid en het leven er van afhankelijk zijn. De enige waarheid die wij kennen is die van God, wordt de armen bevrijding aangezegd, de hongerigen gevoed en de dorstigen de dorst gelest. Daar mogen wij steeds opnieuw aan werken.