Roep de volken op

Joël 4:9-21

We sluiten vandaag de lezing uit het boek van de profeet Joël voor even weer af. Wie oudere vertalingen leest zal het bovenstaande gedeelte niet kunnen vinden, dat moet dan hoofdstuk 3 de verzen 9 tot 21 zijn. Maar bedenk wel, we lezen hier uit de Nieuwe Bijbelvertaling en daar is de overweging bij geschreven. Het is niet altijd van belang maar soms maakt de manier van vertalen heel veel uit voor hetgeen je van de Bijbeltekst kunt verstaan. Ieder in de eigen taal heet het dan, maar onze taal verandert en vindt woorden en uitdrukkingen voor de tijd en de situaties van nu. En die tijd is anders dan de tijd waarin het boek van Joël is ontstaan en weer anders dan de tijd waarin dat boek in de Bijbel, de verzameling boeken, werd opgenomen. Het strijdlied waarmee Joël zijn verhaal over de sprinkhanenplaag en de gebeurtenissen rond het volk Israel afsluit zijn wij in elk geval in deze vorm niet gewend. We zouden raar opkijken als geestelijke leiders de volken op zouden roepen om zich tot de strijd toe te rusten. Om de ploegijzers tot zwaarden om te smeden en de snoeimessen tot speren. Als ze zouden oproepen om de zwakken zich als helden te laten zien. Wij verwachten van geestelijke leiders het omgekeerde. Zwaarden tot ploegijzers om smeden, en vrede in plaats van strijd brengen. Dit soort taal hoort toch niet in de Bijbel. En het hoort zeker niet in een Bijbels lied dat we eigenlijk met z’n allen moeten gaan zingen. En daar nu hebben we het ook in deze dagen mis. Joël begint met te stellen dat alle volken moeten worden opgeroepen samen mee te doen. En dan denken wij direct aan de Verenigde Naties, met haar Veiligheidsraad en haar handvest om vrede, gerechtigheid en mensenrechten te beschermen. Dat handvest erkent dat het gebruik van geweld nodig zou kunnen zijn. Maar dan alleen onder strikte voorwaarden en alleen onder het gezag van de Verenigde Naties. En dan zijn we weer bij Joël, want die roept op om een leger te vormen om de zwakken, de onderdrukten, de slachtoffers van geweld te hulp te komen. Het is zijn volk, hij gaat aan hun kant staan. En wij mogen ons dus afvragen of we de slachtoffers van militair geweld eigenlijk wel met alle volken der aarde te hulp snellen. Als we ons die vraag stellen stijgt het schaamrood ons wellicht naar de kaken, dan vergaat ons het zingen want we doen het niet. Niet in Darfur, niet in Palestina, niet in Irak en niet in die landen in Afrika waar nog oorlog en geweld regeert. Volgens Joël moeten we wat harder zingen, want de roep om gerechtigheid is kennelijk niet gehoord, of we hebben niet hard genoeg geroepen, of we staan aan de verkeerde kant.

 

Plaats een reactie