Exodus 4:24-31
Als je op weg gaat om de armen te bevrijden dan moet je er ook echt bij willen horen. Het heeft geen zin om aan de kant van de rijken te blijven staan en vanuit die luxe positie te pleiten voor bevrijding van de armen. Jezus van Nazareth zou later zijn volgelingen oproepen om alles in de steek te laten en hem te volgen. Zo wordt ook Mozes geconfronteerd met de keus tussen Israël en Egypte, tussen leven en dood. Zo zal hij het gevoeld hebben, als hij geloofde dat de God van Israël het volk zou bevrijden uit de slavernij en naar het beloofde land zou leiden dan betekende een keuze voor het hof van Egypte de dood. Zijn vrouw Sippora begreep het. Jongens werden in Israël besneden, dat was het teken van het verbond tussen God en zijn volk. Ook de zoon van Mozes en Sippora zou daarom besneden moeten worden, dan pas zouden ze de Hebreeën zijn voor wie ze waren uitgetrokken. En die besnijdenis werd direct in verband gebracht met Mozes zelf. Aangezien Mozes drie maanden lang door zijn moeder verborgen was gehouden wordt aangenomen dat ook Mozes besneden is geweest, maar de besnijdenis had zijn waarde verloren doordat Mozes was opgevoed aan het hof van Egypte. Nu Mozes en zijn gezin volop Hebreeën waren geworden konden ze op weg. Dat beeld van een Man met zijn gezin op een ezel op weg naar Egypte wordt later door Matteüs gebruikt om Jezus van Nazareth als bevrijder te kunnen schilderen. Maar Mozes is niet langer op de vlucht, net als Jakob keert hij terug naar huis en net als Jakob eens komt ook Mozes zijn broer, Aäron, tegen. Nu niet een broer waarvoor je bang moet zijn zoals Jakob bang voor Esau was, maar een broer die je te hulp komt en die welsprekend als hij is de boodschap aan het volk kan overbrengen. Het volk boog dan ook diep voor deze hoopbrengende boodschap, tenminste de oudsten van het volk deden dat. Dat ging wel heel gemakkelijk. Er komt een man uit de woestijn, met zijn gezin, die wordt voorgesteld als een Hebreeër die opgekomen was voor zijn volksgenoten en daardoor had moeten vluchten en nu de God van Israël had ontmoet en de overtuiging had gekregen dat hij ze moest bevrijden uit de slavernij in Egypte. Het waren de wonderen die hij liet zien die kennelijk diepe indruk maakten. Mozes kon immers zijn staf in een slang laten veranderen en zijn hand melaats maken en weer laten genezen. Maar is dat het meest overtuigend geweest? We weten het niet, de schrijver van het verhaal laat het in het midden. Wat we wel weten is dat een volk dat in slavernij wordt gehouden altijd zal verlangen naar vrijheid. Wat we wel weten is dat de God van Israël zich altijd aan de kant van de verdrukten zal opstellen. Als mensen anderen willen verdrukken en slaven willen houden dan zal de God van Israël ze niet tegenhouden, de God van Israël is immers niet met hen. Daarom zullen bevrijders ook nooit kunnen slagen vanuit de positie van onderdrukkers, maar alleen als ze zich vereenzelvigen met de slachtoffers. Daarom kan hulp aan de armsten der aarde ook alleen slagen als er eerlijke handelsverhoudingen zijn, dan pas staan we schouder aan schouder op één lijn. Daar moeten we rekening mee houden als we op pad gaan voor Jezus van Nazareth. Wiens naaste willen we zijn en wat zou het voor ons betekenen aan de kant van de weg tussen Jeruzalem en Jericho te liggen. Die vraag kunnen we ook vandaag meenemen op de Weg van Jezus van Nazareth.