1 Korintiërs 12:1-11
Vandaag weer een stukje uit een brief die Paulus speciaal voor memsen als wij geschreven heeft. Want wij zijn immers ook Heidenen over het algemeen.We zijn niet opgegroeid in de Joodse traditie en er zijn tegenwoordig maar heel weinig mensen die eerst zijn opgegroeid in de Joodse traditie en later Christen geworden zijn. Die mogen natuurlijk ook best mee lezen maar Paulus heeft het Bijbelgedeelte van vandaag speciaal geschreven voor de Heidenen. Nu is de uitdrukking “de gaven van de Geest” een staande uitdrukking in het Nederlands geworden. In het oorspronkelijke Grieks van Paulus staat dat er niet helemaal. Daar staat iets als “geestelijke uitingen” , tegenwoordig zouden misschien zeggen “de geest waarin je handelt”. Want over handelen gaat het. Bij de afgoden van de Heidenen gaat het over dienen van die afgoden. Je moet maar afwachten of ze wat voor je doen en ze geven in elk geval geen antwoord op vragen. In de gemeente van de volgelingen van Jezus van Nazareth gaat het om het dienen van elkaar en van de naaste. Jezelf beschikbaar stellen, je capaciteiten in dienst stellen van de naaste kan niet zonder de Geest van Jezus van Nazareth. Dat is nu eenmaal in de Geest van hem. Iedereen in de gemeente heeft andere capaciteiten, gaven noemt Paulus dat. Samen ben je ineens een complete verzameling van alles wat mensen in het leven nodig kunnen hebben. Je moet dan wel willen opletten. Want er zijn altijd mensen die opzienbarende dingen lijken te kunnen. Predikers die de gave van het woord hebben, zangers en zangeressen die geweldig kunnen zingen, evangelisten die wonderen lijken te kunnen doen, kunstenaars en dichters die de mooiste dingen kunnen maken. Het gevaar is dat de mensen die dat allemaal zo goed kunnen zelf tot kleine godjes worden. Ze staan op podia of hoog verheven boven de gemeente en wat zij kunnen is belangrijker dan wat er nodig is voor de armen en de minsten in de wereld. Maar de tuinman die bij een weduwe de tuin onderhoud, de timmerman die bij een hoogbejaarde een schilderij weet op te hangen, de moeder die kinderen van een zieke andere moeder opvangt, zij zijn voor de mensen die ze helpen oneindig veel belangrijker dan de mensen die zo mooi kunnen spreken, wonderen kunnen doen, in klanktaal kunnen spreken of kunnen uitleggen wat er dan gezegd wordt. Daarom moeten we kunnen onderscheiden wat er van de Geest van Jezus van Nazareth komt en wat er komt van de Geest van de goden van onze tijd, de goden van goud en beloften, de goden van de eerste de beste. We weten dat Jezus van Nazareth de mensen vaak vroeg om maar niks te zeggen over wat hij had gedaan, we weten ook dat hij gezegd heeft dat je naar de vruchten moet kijken van wat er gedaan wordt. Paulus voegt er aan toe dat je in de gemeente de ene gave ook niet boven de andere moet stellen, dat de Geest de gave geeft zoals die zelf wil. Dat het dus ook geen zin heeft te streven naar de gave van een ander, hoe spectaculair die ook kan lijken. Timmeren kunnen velen, wonderen verrichten maar weinigen. Maar degene die onverwacht en misschien zelfs ongevraagd door een timmerman is geholpen zal dat een groter wonder vinden dan iemand die gedwongen werd naar een mooiprater te luisteren. Zet je gave dus gerust in voor de minsten op aarde. Juist vandaag zijn die gaven meer nodig dan ooit. Want inzetten van die gaven is werken in het Koninkrijk van Jezus van Nazareth en dat kan allen in zijn Geest.