U bent woedend op mij geweest

Jesaja 12:1-6

We zingen vandaag een lied mee van de Profeet Jesaja. We kennen natuurlijk de liedbundel in de Bijbel die we de Psalmen noemen en die bij elkaar staan in het Bijbelboek de Psalmen, maar verspreid door de hele Bijbel staan er nog tal van andere liederen. Vandaag zingen we een bijzonder loflied. Het bezingt de vreugde van de bevrijding. Op de plaats waar het staat in het boek van de profeet Jesaja is er nog helemaal geen sprake van bevrijding. Jesaja heeft wel geschreven dat die komt die bevrijding, het volk zal ooit terugkeren uit de ballingschap, maar het is nog lang niet zover. Maar Jesaja weet al wel hoe het volk zal gaan zingen als het zover is en dat mogen we vandaag meezingen. Want hier loopt het op uit, op de bevrijding en het zingen van liederen. Nu zul je denken dat er nog een heel boek Jesaja volgt, maar dat lijkt maar zo. Het boek van de profeet Jesaja bestaat uit een paar verschillende boeken die in tijd op elkaar volgen en waarvan de inhoud steeds op elkaar lijkt zodat ze in de loop van de tijd bij elkaar in een boek terecht zijn gekomen. Dit lied sluit het oudste deel van het boek van de profeet Jesaja af. En net als na de doortocht door de Schelfzee toen het volk Israël ontsnapt was aan de Farao en op de drempel van de woestijn stond wordt er gezongen van bevrijding. Jesaja is namelijk helemaal niet zo somber over de ballingschap. Dat is wel erg, dat had wel niet gemoeten maar het kan ook betekenen dat het volk eindelijk leert zich bij de God van Israël te houden en de weg van de God van Israël te gaan. Die Weg loopt uit op de heerschappij van de God van Israël over heel de wereld. Die heerschappij komt als eerst het volk Israël en vervolgens alle volken geleerd hebben hun naaste lief te hebben als zichzelf. Daarvoor moest het volk Israël eerst door de woestijn. Daar in de woestijn maakte het kennis met de God van Israël en met de Wet van heb Uw naast lief als Uzelf. Daar bouwde het de tent der ontmoeting waar het volk of haar afgevaardigden samen kwamen om na te gaan hoe het verder moest door de woestijn. Op de rand van de ballingschap vraagt de profeet Jesaja zich hetzelfde af als het volk op de rand van de woestijn. Kun je je toevertrouwen aan die God die je niet kunt zien maar die beloofd heeft met je mee te gaan de woestijn door? De profeet zingt hier over een vast vertrouwen dat bij hem niet wankelt. De koning uit zijn tijd, Achaz, had tegen alle waarschuwingen in wel getwijfeld en bondgenootschappen gesloten met de verkeerde wereldmachten. Die hadden verloren en nu was het volk overgeleverd aan een bondgenootschap van Efraïm en Assyrië. Voor ons is de vraag of wij vandaag een nieuw jaar, ja zelfs een nieuwe decade met diezelfde God in willen gaan. Durven wij het aan om in een tijd waarin het individu voorop staat, waar het eigen gelijk overheerst, waar succes en persoonlijke groei de enige godsdiensten lijken, het te doen met het heb Uw naaste Lief als Uzelf. Durven wij het aan het op te blijven nemen voor de hongerigen op aarde, voor de ontrechten, voor de slachtoffers van oorlog en geweld, voor de verworpenen der aarde? We weten dat die keuze zal leiden tot een betere wereld en eigenlijk weten we ook dat er geen andere keuze is. We kunnen persoonlijk nooit zo groot groeien dat die betere wereld gemaakt kan worden, dat maken moeten we aan God overlaten, vanaf vandaag kunnen we het alleen maar voor de mensen opnemen, dat moet genoeg zijn.

Plaats een reactie