Ik kan de hemel in duisternis hullen

Jesaja 49:24-50:3

De eerste Jesaja had ze nog zo gewaarschuwd. Houd je nu aan de Wet van de God van Israël, probeer geen machtsspelletjes te spelen, loop niet de vreemde goden achterna om je populair te maken bij machtige landen, maar zorg voor de armen en de zwakken en vestig je vertrouwen daar op. Het was vergeefs. Er waren verkeerde bondgenootschappen gesloten en overal haalde men goden vandaan om vruchtbaarheid en bescherming in te roepen. Die goden waren met eigen handen gemaakt en hadden dus geen waarde. Toen de ballingen terug mochten kwam natuurlijk ook de vraag hoe het ook al weer kwam dat men in ballingschap was gegaan. Als je dat door hebt dan kun je de volgende keer wellicht vermijden. De Tweede Jesaja sluit aan bij de eerste. Het was niet omdat je een oorlog had verloren, het was niet omdat je een of andere vreemde koning iets schuldig was. Het was omdat je het verbond met de God van Israël had verbroken. Voor de God van Israël was het volk waardeloos geworden. Niet langer straalde het volk de eer van de God van Israël uit. Ze liepen vreemde goden na die net zo goed de eer konden krijgen voor wat er goed ging. Niet langer werden de weduwe en de wees beschermd, die waren op zichzelf aangewezen. Maar in de ballingschap had het volk haar identiteit weer gevonden. Daar had men eindelijk beseft dat die vreemde godsdienst zonder beelden, waarbij de dienst aan God delen met de armen inhield, veel machtiger moest zijn dan het aanbidden van eigengemaakte, zelfversierde godenbeelden. Daarom werd de komst van Cyrus gezien als een geschenk van de God van Israël. Nu mochten de ballingen terugkeren. En het voorkomen van een nieuwe ballingschap was gelegen in het opnieuw houden van de geboden. Ook voor ons ligt daar de sleutel tot een betere wereld. Ook onze bondgenootschappen moeten niet getoetst worden op de macht die ze in de wereld opleveren, op het aanzien dat je als land kan verwerven of op de rijkdom die het voor de eigen burgers zou kunnen opleveren. Ook onze bondgenootschappen dienen getoetst te worden aan de Wet van de God van Israël. Worden de hongerigen gevoed, de naakten gekleed, de gevangenen bevrijdt en worden de weduwe en de wees beschermd? Het lijkt er heel vaak niet op, in de verste verte niet. Onze verdragen houden onrechtvaardige tolmuren in stand en oneerlijke handelsverhoudingen. Onze verdragen beschermen de rijken en niet de armen. Onze verdragen staan wapenhandel toe maar hinderen importen uit arme landen. Wij zijn misschien in ballingschap zonder het te beseffen, in een wereld van hebben en meer willen hebben. Wij zullen ook bevrijd moeten worden uit die ballingschap die ons gevangen houdt en op weg moeten gaan naar het land van samen delen, samen leven en samen werken. Maar wij kunnen vandaag nog op weg gaan, door te delen.

Plaats een reactie