De wapens van God

Efeziërs 6:10-24

10 Ten slotte, zoek uw kracht in de Heer, in de kracht van zijn macht. 11 Trek de wapenrusting van God aan om stand te kunnen houden tegen de listen van de duivel. 12 Onze strijd is niet gericht tegen mensen maar tegen hemelse vorsten, de heersers en de machthebbers van de duisternis, tegen de kwade geesten in de hemelsferen. 13 Neem daarom de wapens van God op om weerstand te kunnen bieden op de dag van het kwaad, en goed voorbereid stand te kunnen houden. 14 Houd stand met de waarheid als gordel om uw heupen, de gerechtigheid als harnas om uw borst, 15 de inzet voor het evangelie van de vrede als sandalen aan uw voeten, 16 en draag daarbij het geloof als schild waarmee u alle brandende pijlen van hem die het kwaad zelf is kunt doven. 17 Draag de verlossing als helm en Gods woord als zwaard, dat u van de Geest ontvangt. 18 Laat u bij het bidden leiden door de Geest, iedere keer dat u bidt; blijf waakzaam en bid voortdurend voor alle heiligen. 19 Bid ook voor mij, dat mij de juiste woorden gegeven worden wanneer ik spreek, zodat ik met vrijmoedigheid het goddelijk geheim van het evangelie bekend mag maken, 20 waarvoor ik gezant ben, ook in de gevangenis. Bid dat ik daarbij vrijuit spreek, zoals mijn plicht is. 21 Opdat ook u weet hoe ik het maak, zal Tychikus, onze geliefde broeder, die zo trouw de Heer dient, u alles vertellen. 22 Juist met dit doel stuur ik hem naar u toe, om u over onze omstandigheden in te lichten en om u moed in te spreken. 23 Vrede zij met de broeders en zusters, en liefde en geloof, van God, de Vader, en van de Heer Jezus Christus. 24 Genade zij met allen die onze Heer Jezus Christus liefhebben, in onvergankelijkheid. (NBV21)

Paulus zegt dat de strijd is gericht tegen hemelse vorsten, tegen kwade geesten in hemelsferen. Bestaan die dan? Volgelingen van Jomanda, Char of andere zogenaamde geestelijke leidslieden zullen direct roepen van wel. Nou dan is duidelijk waar de strijd tegen gericht is. Tegen het zich beroepen op geestelijke, of hemelse opdrachten. Die zijn er niet. Er zijn geen mensen die meer hemelse of geestelijke mogelijkheden hebben dan anderen. We hebben allemaal dezelfde mogelijkheden en dezelfde opdracht. Die opdracht is de naaste lief te hebben als onszelf, de mogelijkheid is daar elke dag, ja elk moment weer opnieuw mee te kunnen beginnen. Iedere keer weer dwalen we daarvan af en zoeken we ons heil in de kosmos, of de balans, of de spirituele wereld, de geestenwereld, of in de stilte in onszelf, maar iedere keer weer ontdekken we dat ons heil te vinden is in de liefde voor onze naaste. Daarom hebben we die wapens nodig om weerstand te bieden op de dag van het kwaad, om stand te houden. Gerechtigheid is het harnas. Inzet voor het evangelie van de vrede, de blijde boodschap die zegt dat vrede in onze grote steden, vrede in Gaza en Syrië, vrede tussen Christendom en Islam, vrede tussen armen en rijken allemaal mogelijk is als we het samen op kunnen brengen van mensen te houden en iedereen mee te laten doen aan onze samenleving.

Al die zogenaamde religieuze of spirituele zaken maken ons dienstbaar aan zelfbenoemde heren terwijl we zouden moeten werken voor eerlijke handelsverhoudingen, voor gelijke kansen voor mannen en vrouwen, voor gelijke kansen voor allochtonen en autochtonen, voor een rechtvaardige verdeling van inkomen en goederen in onze samenleving en desnoods voor de voedselbanken zolang die nodig zijn. Wij kunnen ons in groepen terugtrekken om brieven te schrijven voor Amnesty International. Hoe meer mensen we meekrijgen in die messiaanse beweging hoe eerder de Bevrijding aanbreekt. Als je echt gelooft in de komst van een samenleving waarin ieder mens meetelt. Dan heb je het harnas aan waar Paulus het over heeft, dan houdt niets je meer tegen en kun je het oneindig lang volhouden. En je kunt er elke dag mee beginnen dat is misschien nog het mooiste. Paulus schrijft deze brief toch zeker nadat hij zich actief was gaan inzetten voor de beweging die Jezus van Nazareth en zijn volgelingen op gang hadden gebracht. Deze brief, en dat kunnen we nu hier weer eens lezen, werd vanuit de gevangenis geschreven.

Als alles je gegeven wordt als je op je knielen valt dan zou die Paulus een ongelovige moeten zijn geweest. Niets is minder waar. Je krijgt dus niet alles. Voor jezelf is brood voor een dag genoeg. “Geef ons vandaag het brood dat wij nodig hebben” Zo immers had Jezus van Nazareth ook het bidden voorgedaan. En daarbij gaat het Onze Vader terug op de tocht van het volk Israël in de woestijn. Daar was geen brood. Het ongezuurde brood dat ze nog in Egypte hadden gebakken en dat ongezuurd was om bederf te voorkomen was op een goede dag op geweest. God zond toen manna, een merkwaardige korrel die ze konden rapen en als brood bakken. Maar het was maar een dag houdbaar, het dagelijks brood dus. Daar vragen we nog steeds om, elke dag opnieuw. Dat moet ons ook doen beseffen dat alles wat we hebben van God is gekregen. Meestal krijgen we wat meer om uit te delen en met het uitdelen Gods naam groot maken. Paulus stond niet alleen. Hij kon de Turk Tychikus sturen om brieven te brengen. Deze verder onbekende helper van Paulus wordt in de Bijbel een paar maal genoemd als steun in de Romeinse gevangenis en bezorger van de daar geschreven brieven. Een troost voor ons te weten dat ook het meest eenvoudige werk, delen van je brood, brieven schrijven voor Amnesty, toch belangrijke sporen nalaat.

Plaats een reactie