Marcus 16:1-8
1 Toen de sabbat voorbij was, kochten Maria van Magdala en Maria, de moeder van Jakobus, en Salome geurige olie om Hem te balsemen. 2 Op de eerste dag van de week gingen ze heel vroeg in de ochtend, vlak na zonsopgang, naar het graf. 3 Ze zeiden tegen elkaar: ‘Wie zal voor ons de steen voor de ingang van het graf wegrollen?’ 4 Maar toen ze opkeken, zagen ze dat de steen al was weggerold; het was een heel grote steen. 5 Toen ze het graf binnengingen, zagen ze rechts een in het wit geklede jongeman zitten. Ze schrokken vreselijk. 6 Maar hij zei tegen hen: ‘Wees niet bang. Jullie zoeken Jezus van Nazaret, die gekruisigd is. Hij is opgewekt uit de dood, Hij is niet hier; kijk, dat is de plaats waar Hij was neergelegd. 7 Ga terug en zeg tegen zijn leerlingen en tegen Petrus: “Hij gaat jullie voor naar Galilea, daar zullen jullie Hem zien, zoals Hij jullie heeft gezegd.”’ 8 Ze gingen naar buiten en vluchtten bij het graf vandaan, want ze waren bevangen door angst en schrik. Ze waren zo erg geschrokken dat ze tegen niemand iets zeiden. (NBV21)
Begint alles nu gewoon weer opnieuw? Het was immers in Galilea begonnen? Daar kwam Petrus vandaan, daar kwamen ook de meeste anderen vandaan. De vrouwen hadden nog zo geloofd dat het niet afgelopen zou zijn. Ze hadden op de eerste dag van de week, toen de markt weer open was, geurige olie gekocht om het lichaam van Jezus van Nazareth te balsemen. Zo vroeg mogelijk waren ze daarmee naar het graf gegaan. Ze hadden op de dag van de kruisiging, de avond van de voorbereidingsdag, zelf gezien hoe Jezus van Nazareth in dat graf gelegd was. En, o ja, ze hadden ook gezien hoe die Josef van Arimathea een grote steen voor het graf gerold had. Niks voor vrouwen om die weer weg te rollen. Maar de steen was al weggerold en toen ze het graf binnengingen zat daar een in het wit geklede jongeman. In kerkelijke verhalen werd die al snel een engel, maar dat staat er niet. Wie of wat die jongeman was en wat die daar eigenlijk deed vertelt Marcus ons niet. En die jongeman heeft een ongelofelijk verhaal. Jezus van Nazareth is niet in het graf, hij is opgewekt uit de dood.
Wat dat is en waar die dan wel is en hoe dat gegaan zou moeten zijn wordt er door de jonge man niet bij vertelt. Dat weten we dus ook niet. Jezus is dus niet opgestaan uit de dood, of uit de doden zoals in kerken vaak wordt verteld, hij is opgewekt uit de dood. En iets nieuws is er niet bij. Hij heeft geen boodschappen achtergelaten, hij heeft een boodschap vooruit gezonden want dat ze naar Galilea moesten gaan had hij vooraf al gezegd. En dan sluit het evangelie van Marcus af. Het eindigt met zwijgen, met schrik en angst. Later bevredigde dat toch niet helemaal en zijn er nog een paar verzen aan toegevoegd. Maar het verhaal over het lege graf en de opwekking van Jezus van Nazareth eindigt met een vlucht bij het graf vandaan. Als het door moet gaan met het verhaal van Jezus van Nazareth dan moet je niet bij een graf zijn, zelfs niet bij een leeg graf.
Dan moet je kennelijk weer gewoon naar huis. Daar zijn de naasten om lief te hebben als jezelf. Daar is het kruis dat je achter Jezus van Nazareth mag opnemen. Daar is die nieuwe gemeenschap die hij zo vaak het Koninkrijk van God had genoemd. Daar kom je hem tegen in de minste van zijn broeders. De vrouwen die bij hem gebleven waren tot in zijn dood toe, bij hem wilden blijven tot in het graf, voor hem wilden blijven zorgen zoals ze al die tijd hadden gedaan, kwamen tot hun schrik tot de ontdekking dat een graf een lege verblijfplaats is. Daar gaat het niet door, daar eindigt het verhaal. Als je door wilt gaan dan moet je weer naar huis, naar je eigen omgeving, daar gaat het door met Jezus van Nazareth, daar kom je hem weer tegen, dat kan de dood niet en nooit meer tegenhouden.