Openbaring 21:1-8
1 Ik zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. Want de eerste hemel en de eerste aarde zijn voorbij, en de zee is er niet meer. 2 Toen zag ik de heilige stad, het nieuwe Jeruzalem, uit de hemel neerdalen, bij God vandaan. Ze was als een bruid die zich mooi heeft gemaakt voor haar man en hem opwacht. 3 Ik hoorde een luide stem vanaf de troon, die uitriep: ‘Gods woonplaats is onder de mensen, Hij zal bij hen wonen. Zij zullen zijn volken zijn en God zelf zal als hun God bij hen zijn. 4 Hij zal alle tranen uit hun ogen wissen. Er zal geen dood meer zijn, geen rouw, geen jammerklacht, geen pijn, want wat er eerst was is voorbij.’ 5 Hij die op de troon zat zei: ‘Alles maak Ik nieuw!’ -Ik hoorde zeggen: ‘Schrijf het op, want wat hier wordt gezegd is betrouwbaar en waar.’ – 6 Toen zei Hij tegen mij: ‘Het is voltrokken! Ik ben de alfa en de omega, het begin en het einde. Wie dorst heeft geef Ik vrij te drinken uit de bron met water dat leven geeft. 7 Wie overwint vallen deze dingen toe. Ik zal zijn God zijn en hij zal mijn kind zijn. 8 Maar voor hen die laf en trouweloos zijn geweest, die zich hebben ingelaten met gruwelijke dingen, met moord, ontucht, toverij of afgodendienst, voor allen die de leugen hebben gediend: hun deel is de vuurpoel met brandende zwavel, dat is de tweede dood.’ (NBV21)
We lezen de Bijbel graag zoals we een geschiedenisboekje lezen. En het bijzondere is dan dat de Bijbel niet alleen de jaartallen van het verleden beschrijft maar ook het heden en de toekomst. Als je zo de Bijbel leest kom je snel in problemen. De wetenschappelijke geschiedenisboekjes geven vaak andere feiten over gebeurtenissen dan de Bijbel en heel vaak zijn er van de verhalen uit de Bijbel nauwelijks of geen sporen in de wetenschappelijke geschiedenis te vinden. En waar dan in al die verhalen die in het verleden over de toekomst zijn geschreven ons heden te vinden is blijft al helemaal een raadsel laat staan dat de toekomst zich al herkenbaar in de verhalen bevindt. Neem nu het verhaal van vandaag. De profeet Jesaja had daar ook over gesproken, waar loopt de menselijke geschiedenis op uit. Maar Jesaja had niet durven opschrijven dat de dood niet meer zou zijn zoals Johannes schrijft, Jesaja schrijft dat niemand sterft voor de honderdste geboortedag en wie dat wel doet vervloekt is, geen kind sterft meer voor de ouderdom en geen ouder hoeft een kind groot te brengen voor een vreselijk lot.
De Bijbel heeft een eigen boodschap en gaat niet over de geschiedenis zoals de wetenschap die kan en moet vastleggen maar gaat over de verhouding tussen God en de mensen en hoe die verhouding zou moeten en kunnen zijn. En dan zijn Jesaja en Johannes het roerend met elkaar eens. De geschiedenis van God met de mensen loopt onontkoombaar uit op een nieuwe aarde en een nieuwe hemel. Die hemel gaat op aarde wonen en wat wij ons allemaal bij de hemel kunnen voorstellen gaat op aarde gebeuren. God woont nu in de hemel zeggen we voor het gemak, we weten niet helemaal meer waar dat dan zou moeten zijn maar als God volmaakt is dan is ook zijn verblijfplaats volmaakt. Voor ons is God tegelijkertijd veraf en dichtbij, God gaat dan ook alle verstand te boven. Maar er komt dus een tijd dat we weer met God kunnen wandelen zoals van Adam en Eva en van Henoch wordt verteld in de Bijbel. De zee is in de Bijbel het symbool van de dood, afdalen in de zee overleef je niet, zelfs niet als een grote vis je opslokt. Vluchten voor God brengt je dan ook in de dood en op die nieuwe aarde kan dat niet meer, de zee is er niet meer, de dood dus ook niet.
Jesaja en Johannes schrijven in verschillende omstandigheden. Bij Jesaja breekt er een nieuwe tijd aan voor het volk Israël in nauwe verbondenheid met de God van Israël. De ballingen keren terug en zij hadden de ballingschap gebruikt om het verhaal van God en de mensen bij elkaar te brengen en voor zover mogelijk op te schrijven. Als Jeruzalem en de Tempel klaar zijn zullen ze de richtlijnen van die God voor het inrichten van de samenleving dan ook in zijn geheel voorlezen. Er moet dus wel iets nieuws beginnen volgens Jesaja en dat is al begonnen toen God ging werken aan die terugkeer. Voor Johannes is de situatie helemaal anders. Hij is na vervolging oorlog en opstand als dwangarbeider op een klein eiland terecht gekomen . Het is niets dan ellende dat zijn volk meemaakt, De Tempel in Jeruzalem is verwoest, de stad ligt in puin en het volk is over het Romeinse rijk verspreid. Zo kan dat verhaal met die God, die nooit het werk van zijn hand laat varen, niet aflopen. Jezus van Nazareth had niet voor niets beloofd met zijn volgelingen te zijn tot de aarde voltooid zou zijn. Er moet dus wel iets nieuws beginnen, een hele nieuwe hemel en een nieuwe aarde. Voor Johannes kan het niet lang duren, het zal spoedig zijn. En als wij om ons heen kijken kan het nog steeds niet lang duren, verwoestende oorlogen in Syrië, Iran, Irak, Palestina en Israël, Oekraïne en Rusand en ziekten teisteren de aarde. Wij hebben geleerd dat ook wij ons die richtlijnen van de God van Israël steeds weer moeten laten voorlezen en steeds opnieuw moeten beginnen om ze in de praktijk te brengen. Zo beginnen we alvast met dat nieuwe, nu en in het nieuwe jaar weer.