2 Koningen 25:18-30
18 De hogepriester Seraja, zijn plaatsvervanger Sefanja en de drie priesters die aan het hoofd van de tempelwacht stonden, werden door Nebuzaradan, de commandant van de lijfwacht, gevangengenomen. 19 En uit de stad haalde hij de raadsheer die belast was met oorlogszaken, vijf van de vertrouwelingen die vrij toegang hadden tot de koning, de secretaris van de opperbevelhebber die tot taak had het volk onder de wapenen te roepen, en zestig mensen uit het gewone volk. 20 Deze personen werden door Nebuzaradan gevangengenomen en naar Ribla overgebracht, naar de koning van Babylonië. 21 Deze liet hen in Ribla, in het gebied van Hamat, ter dood brengen. Zo werd Juda uit zijn land weggevoerd in ballingschap. 22 Over het deel van het volk dat van koning Nebukadnessar van Babylonië in Juda mocht blijven, stelde hij Gedalja, de zoon van Achikam, de zoon van Safan, als gouverneur aan. 23 Toen de bevelhebbers van het leger en hun manschappen daarvan hoorden, zochten zij Gedalja in Mispa op: Jismaël, de zoon van Netanja, Jochanan, de zoon van Kareach, Seraja, de zoon van Tanchumet uit Netofa, en Jaäzanja, de zoon van iemand uit Maächa, allen met hun mannen. 24 Gedalja bezwoer de bevelhebbers en hun mannen: ‘Van de Chaldese ambtenaren hebt u niets te vrezen. U kunt in het land blijven wonen, en zolang u de koning van Babylonië dient zal het u goed gaan.’ 25 Maar in de zevende maand van dat jaar kwam Jismaël, de zoon van Netanja, de zoon van Elisama, die tot de koninklijke familie behoorde, met tien mannen naar Mispa. Ze doodden Gedalja en de Judeeërs en Chaldeeën die bij hem waren. 26 Uit angst voor de Chaldeeën nam daarop heel het volk, van hoog tot laag, met de bevelhebbers van het leger de vlucht naar Egypte. 27 In het zevenendertigste jaar van de ballingschap van koning Jojachin van Juda, op de zevenentwintigste dag van de twaalfde maand, verleende koning Ewil-Merodach van Babylonië hem ter gelegenheid van zijn troonsbestijging gratie en hij ontsloeg hem uit de gevangenis. 28 Koning Ewil-Merodach verzekerde hem van zijn welwillendheid en bevoorrechtte hem boven de andere koningen die gedwongen in Babel verbleven. 29 Jojachin hoefde niet langer gevangeniskleren te dragen en werd voor de rest van zijn leven aan het hof opgenomen. 30 In zijn dagelijks onderhoud werd voortaan door de koning voorzien, zijn leven lang. (NBV21)
Vandaag lezen we het slot van het spannende verhalenboek 2 Koningen. Een boek over oorlogen, legers, machthebbers en regeerders en soms ook over het gewone volk. Een boek over de keus die mensen hebben. Willen ze dienaren zijn van de God van Israël, zorgen voor de minsten in het land. Of willen ze dienaren zijn van zichzelf, zelf goden maken van hout en steen en die bekleden met zilver en goud en macht verwerven ten koste van anderen, een hoge plaats proberen te verwerven tussen de andere volken die hetzelfde nastreven. In dit laatste stuk van het boek gaat het ook hierover. Er komt een gouverneur die namens de koning van Babylonië de samenleving van armen zal besturen. Maar in die samenleving blijken er soldaten van Juda met hun leiders te zijn ondergedoken en in plaats van een vruchtbare samenleving te stichten komen ze weer in opstand en vermoorden de gouverneur. Heel het volk moet naar Egypte vluchten.
En hoe vergaat het de ballingen in Babel? Er was nog een echte koning van Juda die zich had overgegeven aan de koning van Babel en die naar Babel was weggevoerd. Die koning was gevangen gezet maar daarmee was zijn verhaal nog niet uit. Helemaal aan het einde van het spannende verhalenboek 2 Koningen staat er nog, bijna terloops, een bijzonder verhaal van hoop. Want na zevenendertig jaar kwam er een nieuwe koning in Babel en nieuwe koningen schenken gevangenen genade, gratie. Zelfs in onze dagen kom je die gewoonte nog wel tegen. En deze nieuwe koning van Babel schonk genade aan die gevangen koning van dat kleine koninkrijkje Juda. En niet zomaar gratie, maar Jojachim werd opgenomen aan het hof van de nieuwe Koning en kreeg kennelijk een belangrijke positie. Dat maakte ook de positie van zijn landgenoten die in ballingschap waren wat beter.
Het boek dat gaat over de ondergang van het Koninkrijk van David en Salomo eindigt dus met een sprankje hoop. Net als ooit Jozef overkwam werd ook de laatste Koning van het zuidelijk rijk Juda, de laatste koning die in Jeruzalem had geregeerd, bevrijd uit gevangenschap. En wat had de bevrijding van Jozef wel niet voor gevolg gehad. Uiteindelijk de bevrijding van de slaven uit Egypte. En zou de verlossing uit de gevangenschap van Jojachin niet een eerste signaal zijn dat ook de ballingen uit Babel ooit terug zouden mogen keren naar Jeruzalem? Dat verhaal is voor een ander Bijbelboek. Wij eindigen hier in het verhaal over crisis, verwoesting van Jeruzalem waar pas na lang wachten een klein lichtpuntje te ontwaren is. Toch mogen we ook in onze crisis op dit soort lichtpuntjes vertrouwen. Jeremia zou de ballingen oproepen eilanden van rechtvaardigheid te stichten waar groente werd verbouwd en men zich aan de Wet van de God van Israël zou houden. Ook in onze dagen geloven de aanhangers van de God van Israël en zijn zoon Jezus van Nazareth dat het liefhebben van de naaste als ons zelf uiteindelijk ons zal verlossen van de huidige crisis. Elke dag opnieuw mogen wij die keuze maken, ook vandaag weer.