2 Koningen 18:1-12
1 Hizkia, de zoon van Achaz, werd koning van Juda in het derde regeringsjaar van koning Hosea van Israël, de zoon van Ela. 2 Hij was vijfentwintig jaar oud toen hij koning werd. Negenentwintig jaar regeerde hij in Jeruzalem. Zijn moeder was Abi, de dochter van Zecharja. 3 Hij deed wat goed is in de ogen van de HEER, net zoals zijn voorvader David gedaan had. 4 Hij verwijderde de offerplaatsen, verbrijzelde de gewijde stenen, haalde de Asjerapaal omver en sloeg de koperen slang die Mozes gemaakt had aan stukken. De Israëlieten hadden namelijk nog altijd de gewoonte om voor deze slang, die de naam Koperslang droeg, wierook te branden. 5 Hizkia stelde zijn vertrouwen in de HEER, de God van Israël. Nooit, noch voor noch na zijn tijd, is hij geëvenaard, door geen van de koningen van Juda. 6 Hij was de HEER toegedaan en heeft zich nooit van Hem afgekeerd; hij hield zich aan de geboden die de HEER aan Mozes heeft gegeven. 7 De HEER stond hem bij, zodat Hizkia alles wat hij ondernam tot een goed einde bracht. Hij kwam in opstand tegen de koning van Assyrië en weigerde nog langer diens vazal te zijn. 8 Hij was het ook die de Filistijnen terugsloeg en het hele gebied tot aan Gaza en de omliggende dorpen veroverde, van de kleinste wachtpost tot de sterkste vestingstad. 9 In het vierde regeringsjaar van koning Hizkia, dus het zevende regeringsjaar van koning Hosea van Israël, trok koning Salmanassar van Assyrië tegen Samaria op en belegerde de stad. 10 Na een beleg van drie jaar, in het zesde regeringsjaar van Hizkia, dus het negende regeringsjaar van koning Hosea van Israël, werd Samaria ingenomen. 11 De koning van Assyrië voerde de Israëlieten als ballingen mee naar zijn land, waar sommigen een woonplaats kregen aangewezen in Chalach, anderen aan de rivier de Chabor in Gozan, en weer anderen in de steden van Medië. 12 Dit gebeurde omdat de Israëlieten de HEER, hun God, niet gehoorzaamd hadden. Ze hadden de regels van het verbond overtreden die Mozes, de dienaar van de HEER, hun gegeven had; ze hadden er niet naar geluisterd en er niet naar gehandeld. (NBV21)
Wie dit tweede boek Koningen leest zal het opvallen dat het nalopen van vreemde goden, andere goden dan de God van Israël, nogal sterk wordt veroordeeld. Het is dan ook iedere keer een verademing als er in Juda of Israël nog eens een Koning komt die de verering van vreemde goden afschaft en de verering van de God van Israël weer in ere hersteld. Over dat herstel lijkt het verhaal van vandaag wel te gaan. Nadat Achaz gestorven was komt een zoon van Achaz aan de macht, Hizkia. Er staat in de vertaling wel “de zoon” van Achaz maar er staat hiervoor in het verhaal ook dat Achaz een zoon had geofferd in het vuur. Hizkia was vijfentwintig toen hij koning werd. Voor ons lijkt dat jong maar de levensverwachting was meer dan honderd jaar terug in onze geschiedenis veel en veel minder dan tegenwoordig, onze discussie over de pensioengerechtigde leeftijd komt nu eenmaal omdat we met elkaar gemiddeld veel en veel langer leven dan in het verleden. Hizkia werd op een redelijke leeftijd Koning.
Voor de beoordeling van Hizkia moeten we ook de laatste verzen van het gedeelte van vandaag eerst even lezen. Daar staat dat het concurrende koninkrijk van Juda, het Noordrijk Israël ophield te bestaan omdat de mensen daar vreemde goden waren gaan aanbidden en hun identiteit als nazaten van Jacob hadden opgegeven. Zij waren de onderdanen van Koning Hosea en als Koning Hizkia gewoon was doorgegaan waar zijn vader gebleven was zou ook Juda hetzelfde lot hebben moeten treffen dat Israël had getroffen. Hizkia lijkt het echter anders te willen gaan doen. Hij wordt weer koning zoals David ooit koning was geweest. Hij maakte een eind aan de cultus van Asjeera, de vruchtbaarheidsgodin van Kanaän. En hij verbrijzelde een bronzen slang die het volk ooit onder Mozes in de woestijn behoed had voor slangenbeten, maar die ze waren gaan aanbidden. Onze keurige Nieuwe Bijbelvertaling laat een beetje in het midden hoe, maar letterlijk staat er dat ze de slang aanriepen als “bronstige slang”, ook een cultus voor vruchtbaarheid dus.
Wat moeten we nu met zo’n verhaal over een Koning die de afgoderij afschaft, zich losmaakt van de onderdanigheid van een wereldmacht en de vijanden in de buurt weet te verslaan. Dat terwijl die wereldmacht ondertussen het meest verwante volk, dat van het Noordrijk Israël, gevangen neemt en deporteert naar onbekende oorden. En werd uiteindelijk ook het volk van Juda niet in ballingschap weggevoerd? Ja dat is zo. Maar in het hart van het verhaal van vandaag staat dat de Koning zich hield aan de geboden die Mozes had doorgegeven. Die geboden laten zich samenvatten in het heb uw naaste lief als uzelf, een koning die die geboden onderhield deed ook de armsten in het land recht, liet mensen tot hun recht komen en zorgde dat honger en ellende uit het land verdween. Dat kan dus ook in tijden van crisis, het is dus geen natuurwet dat de armsten de crisis moeten betalen. Dat hoefde dus niet in de dagen van Hizkia, dat hoeft ook niet vandaag. De dreiging van de crisis is daarmee niet weg, maar wij hoeven daar eigenlijk niet zo bang voor te zijn. Als wij ons blijven inzetten voor de armsten in de wereld, dan zal het ons goed gaan. Gelukkig kunnen we dat elke dag weer opnieuw, ook vandaag weer.