Jakobus 4:11-17
11 Spreek geen kwaad van elkaar, broeders en zusters. Wie kwaadspreekt van een ander of een ander veroordeelt, spreekt kwaad van de wet en veroordeelt de wet. En als u de wet veroordeelt, handelt u niet naar de wet, maar treedt u op als rechter. 12 Er is maar één wetgever en rechter: Hij die bij machte is te redden of in het verderf te storten. Maar wie bent u om uw naaste te veroordelen? 13 Dan iets voor u die zegt: ‘Vandaag of morgen gaan wij naar die en die stad. Daar blijven we een jaar, we zullen er handeldrijven en geld verdienen.’ 14 U weet niet eens hoe uw leven er morgen uitziet. U bent immers maar damp, die heel even verschijnt en dan al verdwijnt. 15 U zou moeten zeggen: ‘Als de Heer het wil, zijn we dan in leven en zullen we dit of dat doen.’16 Maar u slaat een hoge toon aan en bent daar nog trots op ook. Dat soort trots is volkomen ongepast.17 Als iemand weet hoe het hoort maar er niet naar handelt, dan zondigt hij.(NBV21)
Er lijkt een tegenstrijdigheid te zitten in het gedeelte dat we vandaag lezen. Je mag geen kwaad spreken van anderen maar je mag anderen die plannen maken voor de toekomst wel veroordelen zo lijkt het. Maar zo is het niet. Mensen die het verkeerde doen zijn zelf niet per definitie slecht. Of mensen wel of niet slecht zijn dat maakt God uit zegt Jacobus. Je mag met anderen in discussie over hun gedrag, want hun gedrag is misschien soms ook wel eens je eigen gedrag. En of een bepaald gedrag slecht is hangt eigenlijk alleen af van het effect op de zwaksten en de minsten. Daarom gaat het niet aan te oordelen maar doe je het beste door je bezig te houden met wat de God van Israël van ons wil.
Wij mogen bevrijdt leven van de slavernij van de zucht naar meer, de zucht naar meer inkomen en vermogen, de zucht naar meer aanzien en uiterlijk vertoon. Elke dag krijgen we de gelegenheid eens na te gaan wat we eigenlijk kunnen missen, wat we eigenlijk kunnen delen met de minsten in deze wereld die niet hebben wat wij gemakkelijk kunnen missen. Al dat carrière maken en loopbanen uitplannen loopt voor mensen eigenlijk alleen maar uit op de dood. Niemand kan voorspellen wat morgen gedaan zal worden en of er volgende week nog geleefd zal worden. Als God het ons geeft, als het ons toevalt dan kan het misschien gebeuren, maar zelf kunnen we onze toekomst niet sturen.
Wat ons blijft is genieten van wat we hebben. En beseffen dat het meeste genot komt uit de ogen van mensen die onze hulp niet hadden verwacht. Van mensen naar wie wij onverplicht en zonder tegenprestatie een hand hadden uitgestoken. Dat is hoe onze God het ons gezegd had: “Heb uw naaste lief als uzelf” Als we dat horen dan weten we hoe het hoort, als we daar onze oren voor toestoppen weten we dat we zondigen. Maar gelukkig dat we er elke dag opnieuw naar mogen luisteren en naar mogen handelen. Want, zegt Jacobus ons, we weten niet wat er ons in de toekomst zal overkomen. Het gebed dat we van Jezus hebben geleerd vraagt ook alleen maar om ons dagelijks brood. Vandaag staan er vluchtelingen op de stoep, zoals ze in 1956 uit Hongarije kwamen. Elke keer opnieuw mogen wel helpen. Ook vandaag weer.