Jesaja 10:28-34
28 Ze rukken op naar Ajjat, ze trekken door Migron; ze laten de legertros bij Michmas achter, met de hele uitrusting. 29 Ze steken het ravijn over. ‘In Geba zullen we overnachten!’ Rama siddert, Gibea van Saul vlucht weg.30 Gil het uit, Bat-Gallim! Laïs, geef gehoor! Anatot is er slecht aan toe, 31 Madmena slaat op de vlucht, de inwoners van Gebim houden zich schuil. 32 Vandaag nog houden ze halt bij Nob, ze ballen de vuist tegen de Sion, tegen de heuvel van Jeruzalem. 33 God, de HEER van de hemelse machten, houwt met geweld hun takken af; de hoogste bomen worden omgehakt, de statigste stammen neergehaald. 34 Met een bijl kapt Hij de struiken weg. Heel de Libanon wordt door de Machtige geveld. (NBV21)
Vandaag lezen we een lied over verwachting. Het land is bezet of belegerd maar hoe zal dat aflopen? Het lied gaat over een leger dat een machtig rijk inneemt. Een leger dat de tegenstanders van de God van Israël in de pan hakt. Al die vijanden worden geveld. Als je nu stiekem een regel verder leest dan lees je ineens de beroemde zin over de tronk van Isaï, waaruit een twijgje zal ontspruiten en die weer tot bloei zou komen. En dan zit je weer midden in de kerstmuziek, denk maar aan het lied “Er is een roos ontsproten uit Jesse’s oude stam”. Die Jesse uit dat lied is niet Jesaja maar het is dezelfde als die Isaï, dat was de vader van Koning David. Het strijdlied van vandaag loopt dus uit op een hernieuwde heerschappij van het koningshuis van David, de koning van de vrede, de koning die de dienst aan de God van Israël, de kist met de Wet van Heb-Uw-Naaste-Lief-Als-Uzelf in het midden van het rijk zette. Christenen die Kerstfeest vieren, herdenken dan de geboorte van die nieuwe Koning. Maar daar is dus strijd voor nodig, oorlog zelfs in het verhaal zoals Jesaja dat vertelt.
Het kerstfeest was dus geen feest van vrede op aarde. Het verhaal zal uitlopen op vrede op aarde maar dat blijft voorlopig een wens. Dat verhaal van Jozef en Maria en dat kindje in de kribbe zal uitlopen op een vlucht naar Egypte en op de moord op alle pasgeboren jongetjes in Bethlehem. Dat zijn geen leuke verhalen. Wij zingen liever over de herdertjes die bij nachte lagen en wijzen die uit het oosten kwamen. Maar dat soort liedjes staan niet in de Bijbel. In de Bijbel staat het lied van Jesaja dat we vandaag lezen. Dat gaat over sidderen en het uitgillen. Dat gaat over oorlogskreten en over dorpen en steden die worden ingenomen en mensen die op de vlucht slaan. Dat gaat over heilige bossen die worden gekapt, hoge bomen die niet alleen veel wind vangen maar ook ten val komen, koningen en machtigen die hun troon en hun macht verliezen. In de dagen van Jesaja werd heel het volk uiteindelijk naar een ander land gedeporteerd. Dat was zelfs geen vlucht meer maar een gedwongen verhuizing. De profeet Jesaja ziet in dat zij die het houden met het verhaal van de God van Israël weer terug zullen keren.
Al die Koningen van Israël en Juda waren afgedwaald van de weg van de God van Israël. Die kist van David, die Tempel van Salomo, die richtlijnen uit de woestijn waren vergeten en verwaarloosd. Mooie gouden beelden waren er in de Tempel geplaatst van vruchtbaarheidsgoden. Sterke bondgenootschappen waren er gesloten die het volk moesten beschermen. Maar het waren valse goden gebleken en bondgenootschappen met de verkeerde volken. Als er een koning zal komen die het volk er weer toe zou kunnen brengen om die goddelijke richtlijnen weer centraal te zetten in het volk dan zal het gebeuren. Als de koning het volk er toe kan brengen om weer te delen met elkaar zonder om eigen gewin te denken. Dan bloeit dat volk weer op. Jezus van Nazareth zou uiteindelijk zeggen dat die richtlijnen in je hart moeten zijn gegrift. Zijn volgeling Paulus zou zeggen dat die Tempel overal kan staan omdat elk van ons die Tempel kan zijn zodra we met elkaar delen. Daarom is ook elke strijd en elke oorlog een uitdaging voor ons om ons te bekommeren om de slachtoffers en om weer vrede te stichten. Dan maken we van elke nieuwe dag een kerstfeest.