Vreemdelingen

2 Koningen 8:1-6

1 Elisa had de vrouw van wie hij het kind weer tot leven had gewekt de volgende raad gegeven: ‘U moet vertrekken en met uw familie als vreemdeling gaan wonen waar u maar terecht kunt, want de HEER laat een hongersnood komen die dit land zeker zeven jaar in zijn greep zal houden.’ 2 De vrouw was vertrokken, zoals de godsman had gezegd, en zij en haar familie hadden zeven jaar als vreemdelingen in het land van de Filistijnen gewoond. 3 Toen ze na zeven jaar weer in haar eigen land terugkwam, ging ze naar de koning om zijn hulp in te roepen om haar huis en haar grond terug te krijgen. 4 De koning was juist in gesprek met Elisa’s knecht Gechazi, aan wie hij gevraagd had om hem over de bijzondere daden van de godsman te vertellen. 5 Net toen Gechazi aan het vertellen was hoe Elisa een dode tot leven had gewekt, kwam de moeder van het bewuste kind de hulp van de koning inroepen. ‘Dit is de vrouw over wie ik het had, mijn heer en koning,’ zei Gechazi, ‘en dat is de jongen die Elisa tot leven gewekt heeft.’ 6 De koning vroeg aan de vrouw wat ze kwam doen, en toen ze verteld had wat ze verlangde, stuurde hij een van zijn hovelingen met haar mee met de opdracht: ‘Zorg ervoor dat ze al haar bezittingen terugkrijgt, en ook alles wat haar grond heeft opgebracht vanaf de dag dat ze het land verliet tot nu toe.’(NBV21)

Soms staat er in de Bijbel tussen de regels meer dan in het eigenlijke verhaal. Dat maakt de Bijbel niet moeilijker om te lezen maar wel spannender. Het verhaaltje dat we vandaag lezen is daar een voorbeeld van. Het is een verhaaltje dat er zomaar tussendoor staat. We hadden al een verhaal gelezen waarin de knecht van Elisa, Gechazi, betrapt was op het innen van zilver van Naäman, de generaal uit Aram. In het verhaal van vandaag duikt Gechazi weer op en nu als verhalen verteller over Elisa aan de Koning. Sommige geleerden denken dat de volgorde van de verhalen door de war is geraakt, maar het zou ook best kunnen dat er tussen de regels staat dat die verhalen van Gechazi niet zo heel erg betrouwbaar zijn. Verhalen over doden die tot leven gewekt worden kun je immers maar moeilijk geloven.

Het verhaaltje van vandaag gaat overigens niet over het dode kind dat tot leven werd gewekt maar over honger en grond om van te leven. Toen het volk Israël uit de woestijn was gekomen en het beloofde land had veroverd had Jozua het land verdeeld onder de families. Nauwkeurig was er opgeschreven wie welk stuk land had gekregen. Van dat stuk land moest je familie altijd kunnen leven. Elke zeven jaar moest je dat stuk land rust gunnen. En als je tot armoede was vervallen en het land had moeten verkopen moest je familie het na zeven  maal zeven jaar, dus in het vijftigste jaar, weer terugkrijgen. Dat jaar heet in de Bijbel het jubeljaar. Profeten zijn op die regels altijd teruggekomen. Het was als een verzekering tegen armoede voor de zwaksten. Ook als het niet goed in je leven zou gaan kun je altijd terug vallen op het recht op een eigen akker. En daar gaat dit verhaal over. Want vanwege een hongersnood had de vrouw uit Sunem het land moeten ontvluchten. Als vreemdeling had ze moeten wonen bij de Filistijnen. Maar de wetten van God had ze kennelijk niet vergeten want toen ze terugkeerde deed ze een beroep op de koning om haar haar eigen land weer terug te geven.

Dat zou de enige reden moeten zijn voor de koning om dat ook te doen. Daarmee zou hij haar immers recht hebben gedaan en haar weer een plaats gegeven hebben in de eigen samenleving van Israël. Maar er zijn soms tranentrekkende verhalen nodig om ons in beweging te brengen. Hier is het een verhaal van Gechazi dat de koning in beweging brengt. Erg is dat niet want uiteindelijk gaat het er om dat de arme recht gedaan wordt, dat mensen weer een eigen plaats krijgen in de samenleving. En daarmee is het ook een les voor ons. Misschien is de hulp die we geven overdreven, misschien drijft de televisie het leed wel over en wordt er meer gegeven dan strikt noodzakelijk. Maar als we er in slagen mensen weer een plaats te geven in een samenleving waar ze meetellen en zelf een bijdrage kunnen leveren dan doen we mensen pas recht. En dan doen we recht aan de Wet van God om je naaste lief te hebben als jezelf. Tussen de regels door gaat daar het verhaaltje over van vandaag.

Plaats een reactie