2 Koningen 6:1-7
1 Op zekere dag zeiden de leden van de profetengemeenschap tegen Elisa: ‘Het gebouw waarin wij met u bijeenkomen is te klein voor ons allen, zoals u ziet. 2 Laten we naar de Jordaan gaan en daar boomstammen halen om een nieuw onderkomen te bouwen.’ ‘Ga je gang,’ zei Elisa. 3 Maar een van de profeten zei: ‘Doet u ons een genoegen, heer, en ga met ons mee.’ ‘Goed,’ zei Elisa, 4 en hij ging met hen mee naar de Jordaan, waar ze bomen begonnen om te hakken. 5 Terwijl ze daarmee bezig waren, schoot bij een van de profeten het ijzeren blad van zijn bijl los en viel in het water. ‘Wat nu, heer!’ riep hij uit. ‘Ik had hem te leen!’ 6 ‘Waar is hij gevallen?’ vroeg de godsman. Nadat de man hem de plaats had aangewezen, sneed Elisa een twijg af en gooide die in het water, waarop het ijzer kwam bovendrijven. 7 ‘Haal hem er maar uit,’ zei hij, en de man pakte het blad van de bijl weer uit het water. (NBV21)
Vandaag weer zo’n echt volksverhaal, zoals we in de boeken 1 Koningen en 2 Koningen wel meer tegenkomen. Het zou jammer zijn als dit verhaal blijft hangen vanwege de tovenarij die er in voorkomt. Een tak in het water gooien en dan denken dat het ijzer net gaat doen als de tak en dus ook gaat drijven klinkt mooi, maar helaas gebeurt het nooit. Maar het verhaal gaat over andere zaken dan de tovenarij van een profeet. De profetenschool uit dit verhaal is dan ook niet te vergelijken met de school uit de verhalen van Harry Potter. Hier leren jonge profeten niet hoe ze moeten toveren maar hoe ze de richtlijn van Heb-Uw-Naaste-Lief-Als-Uzelf moeten toepassen. En voordat wij dat verhaal kunnen begrijpen moeten we ons eerst inleven in de omstandigheden van de hoofdpersonen.
Het verhaal speelt zich af in het ijzertijdperk. IJzer was een kostbare delfstof en het ijzeren blad van een bijl was net zo kostbaar als een diamant in onze dagen. Lenen van een dergelijk kostbaar gebruiksvoorwerp was dan ook niet vrijblijvend. Met dat lenen laadde je een grote verantwoordelijkheid op je. Als je het kostbare voorwerp niet terug kon geven dan gaf je je over aan de willekeur van de schuldeiser. Waar horen we dat dezer dagen toch ook? Als je leent en je kunt het niet terugbetalen, dan geef je je over aan de willekeur van de bank die je het geld heeft geleend. Die bank is in staat je hele huisraad te laten verkopen. Als de schuld dan nog niet is afbetaald dan wordt er beslag gelegd op je inkomen, soms jaren en jaren lang. Een minimum blijft over, nauwelijks genoeg om van te leven. Gelukkig kennen wij de schuldhulpverlening die regelingen met schuldeisers kan treffen waardoor je binnen een termijn die te overzien is van je schulden af bent. Maar als je de bank voorrang hebt verleend op het innen van je schulden boven je andere schuldeisers dan kan een regeling niet worden getroffen en loop je de kans nog meer kwijt te zijn.
In de dagen van Elisa kon zo’n grote niet terug te betalen schuld betekenen dat je jezelf of je kinderen en jezelf moest verkopen en als slaaf gaan werken en je kinderen als slaaf laten werken. Er zaten wel grenzen aan de duur van de slavernij maar jouw leven en dat van je gezin was voor jaren, soms voor generaties ontwricht. Volgens de wetten kon je nageslacht pas na 50 jaar weer opnieuw beginnen, maar die wet werd nooit toegepast. Het verhaal van vandaag zegt dus eigenlijk dat Elisa alles wat hij had in het werk stelde om zijn collega profeet die vernedering te besparen. En worden mensen die geleend hebben of willen gaan lenen in onze samenleving ook zo beschermd? Wij kunnen geen tovertrucs uithalen en schuldhulpverlening is altijd achteraf. Echt strenge voorwaarden aan het uitlenen van geld en strenge controle op banken die leningen verstrekken kennen wij niet De banken lenen alleen niet uit omdat ze eerst geld moeten oppotten, geld dat ze verloren door hun hebzucht.. Wie de ellende ziet van mensen die in handen gevallen zijn van kwaadwillende banken zou strenger toezicht willen. Wellicht moeten we er daarom wat harder om vragen. Een tak in het water gooien, rimpels maken in een schijnbaar ordelijke samenleving, zodat mensen in nood op een menselijke wijze van hun ellende af kunnen komen.