Zeg maar niets.

2 Koningen 2:1-14

1 De tijd was niet ver meer dat de HEER Elia in een stormwind in de hemel zou opnemen. Elia en Elisa stonden op het punt uit Gilgal te vertrekken, 2 maar Elia zei tegen Elisa: ‘Blijf jij hier, de HEER wil dat ik naar Betel ga.’ Elisa antwoordde: ‘Zo waar de HEER leeft, en zo waar u leeft, er is geen denken aan dat ik u alleen laat gaan.’ Zo gingen ze samen op weg naar Betel. 3 De profeten uit Betel kwamen Elisa vanuit de stad tegemoet en zeiden tegen hem: ‘Weet u wel dat de HEER vandaag uw meester van u zal wegnemen?’ ‘Ja, ik weet het,’ antwoordde hij. ‘Zeg maar niets.’ 4 Elia zei tegen Elisa: ‘Blijf jij hier, Elisa, de HEER wil dat ik naar Jericho ga.’ Maar Elisa antwoordde: ‘Zo waar de HEER leeft, en zo waar u leeft, er is geen denken aan dat ik u alleen laat gaan.’ Zo gingen ze samen naar Jericho. 5 De profeten uit Jericho kwamen naar Elisa toe en zeiden tegen hem: ‘Weet u wel dat de HEER vandaag uw meester van u zal wegnemen?’ ‘Ja, ik weet het,’ antwoordde Elisa. ‘Zeg maar niets.’ 6 Elia zei tegen Elisa: ‘Blijf jij hier, de HEER wil dat ik naar de Jordaan ga.’ Maar Elisa antwoordde: ‘Zo waar de HEER leeft, en zo waar u leeft, er is geen denken aan dat ik u alleen laat gaan.’ Zo gingen ze samen verder. 7 Bij de oever van de Jordaan hielden ze stil. Vijftig profeten die hen waren gevolgd bleven op een afstand staan kijken. 8 Elia deed zijn mantel af en vouwde hem dubbel. Hij sloeg ermee op het water, waarop het naar links en naar rechts wegvloeide en zij tweeën droog konden oversteken. 9 Terwijl ze overstaken vroeg Elia aan Elisa: ‘Wat kan ik nog voor je doen voor ik van je word weggenomen? Vraag het maar.’ Elisa antwoordde: ‘Laat mij dubbel in uw geest delen.’ 10 ‘Je vraagt iets heel moeilijks,’ zei Elia. ‘Als je ziet hoe ik van je word weggenomen, zal je wens vervuld worden, maar als je het niet ziet, gebeurt het niet.’ 11 En terwijl ze liepen te praten, werden ze plotseling uit elkaar gedreven door een wagen van vuur, met paarden van vuur ervoor, en Elia steeg in een stormwind op naar de hemel. 12 Elisa zag het gebeuren en riep uit: ‘Vader, vader! Strijdwagen en ruiterij van Israël!’ Toen hij Elia niet meer kon zien, scheurde hij zijn kleren. 13 Hij raapte Elia’s mantel, die was afgegleden, op, en liep terug. Bij de oever van de rivier hield hij stil. 14 Hij sloeg met Elia’s mantel op het water en riep uit: ‘Waar is de HEER, de God van Elia?’ Dus ook hij sloeg op het water en opnieuw vloeide het naar links en naar rechts weg, zodat Elisa kon oversteken. (NBV21)

Hoe loopt het nu met profeten zelf af? Ze kunnen wel een grote mond opzetten zoals Elia tegen Achab en Achazja had gedaan maar hoe loopt het dan met zo iemand af? Er is ook altijd een omgeving die je met je meedraagt. Wie wel eens heeft gelezen in het boek Verzet en Overgave van de Duitse theoloog Dietrich Bonhoeffer weet dat hij ook in het concentratiekamp waar hij was opgesloten vanwege zijn verzet tegen de Nazi’s meeleefde met zijn verloofde en met zijn vrienden, ja zelfs met zijn gemeente en zijn volk. Zo gaat het in het verhaal van vandaag ook tussen Elia en Elisa. Kennelijk is het duidelijk dat Elia moet gaan, zijn dagen zijn geteld. Elia vraagt of het duidelijk is, andere profeten komen vragen of het duidelijk is en ook Elisa weet dat het zo is. Maar Elisa neemt geen afscheid, Elisa gaat niet zijn eigen gang. En als je iemand alles hebt geleerd blijft nog de vraag wat je in hemels naam voor iemand kan doen. En dan vraagt Elisa iets uitzonderlijks “dubbel in de geest van Elia delen”.

Wat moeten we ons daarbij voorstellen. Het antwoord zit volgens sommige geleerden in het erfrecht van Israël. Daar kreeg de oudste zoon twee keer zoveel als de andere zonen. Elisa wil kennelijk als oudste zoon behandeld worden. Maar misschien zit het antwoord op de vraag naar de betekenis ook wel verstopt in het antwoord van Elia. Het hele verhaal gaat immers over twee mannen die elkaar niet los willen laten maar tot het eind toe voor elkaar willen blijven zorgen. En is de zorg van Elisa wel tot het eind toe? Zal dat gebeuren? Elia zal er niet over kunnen oordelen, beiden weten ze dat het gaat gebeuren maar niet hoe en hoe lang het nog zal duren. De bereidheid vol te houden tot het einde is de maat voor de erfenis. Als je dat voor een vreemde, voor je leermeester over hebt dan ben je inderdaad de erfgenaam. Dan krijg te de mantel toegeworpen die het teken is van de taak die je wacht.

En mensen die in het harnas sterven dwingen altijd bewondering af. Tot het laatst toe gaan zij door met hetgeen hen altijd al bezield had.  Dat is wat Elisa de andere profeten probeert duidelijk te maken, hij is voortaan bekleed met de mantel van Elia, het symbool van de taak die hij op zich heeft genomen. En net als de opvolger van Mozes, Jozua, had gedaan splijt hij het water van de rivier om doortocht te verlenen aan die nieuwe taak. Van Henoch, Mozes, Elia en Jezus is geen graf te vinden. In het verhaal over Jezus wordt zijn leerlingen gevraagd wat zij de levende toch te zoeken hebben bij de doden. Zij moesten in de Geest van Jezus zijn werk voortzetten, dat gaat niet bij de doden. Elisa moest dat ook. Wij houden graag aan de doden vast alsof ze nog leven en verklaren ze heilig,  maar we kunnen beter een voorbeeld nemen aan de opvolgers van Mozes, Elia en Jezus, van geen van hen was een graf te vinden. Maar hun wandelen met God tekent ons leven, ook vandaag nog.

Plaats een reactie