Handelingen 4:23-31
De discussie over het verbod om nog langer over Jezus van Nazareth te spreken wekte de nodige beroering. Want zo zaten ze niet bij elkaar, ze vormden immers in het hart van de stad een nieuwe gemeenschap rond de Tempel, waar ze elk dag te vinden waren. Daar hadden ze geen eigendommen meer, geen persoonlijk bezit, daar deelden ze alles met elkaar. Zo wilden ze ook samen blijven doen en in een gezamelijk gebed zongen ze Psalm 2, want daar was al de vraag waarom de volken tegen de Heer van de aarde samen spanden. Zij hadden te maken gehad met Herodes, Pontius Pilatus en met het Sanhedrin, de hoge raad van Israël. Eigenlijk waren ze tegen alle autoriteiten om hen heen opgelopen. Maar Jezus van Nazareth had hen voorgeleefd ondanks de dreiging van die autoriteiten gewoon door te gaan. In vrede, in liefde voor de naaste, desnoods tot aan het kruis toe. En dat volhouden had Petrus en Johannes weer bij hun terug gebracht. In de Geest van Jezus van Nazareth wilden ze door en reken maar dat ze met verdubbelde ijver over alles spraken wat Jezus van Nazareth hun had geleerd. Zieken hoefden niet meer ziek te zijn, bedelaars hoefden geen bedelaar meer te zijn. Aalmoezen konden ze niet geven, ze hadden immers geen bezit meer, maar iedereen mocht meedoen met de nieuwe samenleving die ze aan het vormen waren. De zendelingen, in het Grieks de apostelen genoemd, bleven vertellen wat ze in de jaren met Jezus van Nazareth hadden geleerd en waren het levende bewijs dat het verhaal van Jezus van Nazareth ook ondanks de kruisiging door bleef gaan. Ze hadden de Geest van Jezus van Nazareth niet kunnen doden, die was in het graf gegaan en was weer opgestaan. Net zo opgestaan als de bedelaar aan wie Petrus en Johannes de hand had gereikt. Wij kunnen nog wel eens wanhopen over de gemeenschappen waarin het verhaal van Jezus van Nazareth wordt doorverteld, waar nog brood wordt gebroken en de beker wordt rondgedeeld. Van een gemeenschappelijk bezit is al lang geen sprake meer. Dat was ook in de eerste Christengemeenschappen na korte tijd al een herinnering aan het begin. Bij ons lijken die gemeenschappen ook niet meer te groeien. De kerken lopen leeg en Evangelische en Pinkstergemeenten blijken als doorgangshuis te functioneren. Velen zoeken hun heil buiten te officiële kerken. Het enige dat nog lijkt aan te spreken is het gebod je naaste lief te hebben als jezelf. Dat weten veel mensen nog, daar willen ze zich aan houden. Maar daar hebben we nu gemeenschappen nodig waar Psalmen als Psalm 2 gezongen kunnen worden. Misschien dat we in een tijd zijn waar de hele samenleving zich om kan vormen tot zo’n gemeenschap. Als dat zo is moeten we er maar hard aan werken, want uiteindelijk was de boodschap niet bestemd voor kerken maar voor de hele bewoonde wereld.