Handelingen 4:1-12
Als je mensen hun vertrouwde omgeving afneemt loopt het altijd op ellende uit. Petrus en Johannes hadden zich beroepen op de opstanding uit de dood van Jezus van Nazareth. Op basis van dat beroep hadden ze die eerzame bedelaar bij de poort van de Tempel laten opstaan en ophouden met bedelen. Daar komt gedonder van. En zo gebeurde het ook, de elite van de Tempel, de Sadduceeën, die toch al helemaal niet in de opstanding geloofden, schakelden de Tempelwacht in en lieten Petrus en Johannes gevangen nemen. De Hoge Raad werd bijeen geroepen en die vroeg een verklaring. En daar schuilt het probleem voor de Hoge Raad, want daarin zaten ook de Farizeeën en die geloofden wel in de opstanding uit de doden. Ze konden het niet hebben dat de rechtvaardigen die opkwamen voor God, voor de godsdienst van Israël, die zich vasthielden aan de geboden, maar die daarvoor door vreemde overheersers ter dood waren gebracht, niet de beloning kregen die ze verdienden. Daardoor waren ze in de loop van de tijden gaan geloven dat de rechtvaardigen op de jongste dag, aan het eind van de geschiedenis, weer zouden opstaan en door God in zijn nieuwe wereld verwelkomd zouden worden. Voor die nieuwe wereld hadden die mensen immers hun leven gegeven. Het verwerpen van de opstanding uit de doden van Jezus van Nazareth lag voor die Farizeeën dus niet zo direct voor de hand. Petrus maakte het nog erger. Hij beriep zich op Psalm 118 waar gesproken wordt over de steen die door de bouwmeesters ter zijde wordt geworpen maar die uiteindelijk de hoeksteen van het gebouw werd. Als je bouwt zonder cement kan de laatste steen wel eens een zeer onregelmatige steen zijn. Als die past dan rust het hele gebouw als het ware op die steen. En het hele verhaal van die Petrus en Johannes rust op de overtuiging dat het leven van Jezus van Nazareth doorgaat. En het opstaan van die lamme bedelaar kan niet ontkend worden. Dat geeft dus een probleem. Zoals andersdenkenden altijd problemen geven. Christenen in de tijd van Petrus en Johannes, Islamieten in onze tijd. Ze verstoren de gebruikelijke gang van zaken, ze nemen nieuwe gebruiken en nieuwe opvattingen mee. Die hoeven niet juist te zijn, die hoef je niet te onderschrijven, maar waarom zou je je er bang voor laten maken. Sommige machthebbers in ons land zijn er zo bang voor geworden dat ze roepen over een Tsunami van Islamieten, een Islamisering van ons land. Zover is het niet, in de de tijd van Petrus lieten velen zich bekeren om mee te doen aan de nieuwe samenleving waar hij het over had. In onze dagen zijn er maar weinigen die zich bekeren tot de Islam, daar hoeven we dus niet bang voor te zijn. Beter is het Petrus te volgen en te werken aan die nieuwe samenleving waaraan iedereen mee kan doen. Sta dus op en ga er aan werken.