Lucas 12:35-48
35 Sta klaar, doe je gordel om en houd de lampen brandend, 36 en wees als knechten die hun heer opwachten wanneer hij terugkeert van een bruiloft, zodat ze direct voor hem opendoen wanneer hij aanklopt. 37 Gelukkig de knechten die de heer bij zijn komst wakend aantreft. Ik verzeker jullie: hij zal zijn gordel omdoen, hen voor de maaltijd nodigen en hen bedienen. 38 Gelukkig degenen die hij zo aantreft, ook al komt hij midden in de nacht of kort voor het aanbreken van de dag. 39 Besef wel: als de heer des huizes had geweten op welk uur de dief zou komen, dan zou hij niet in zijn huis hebben laten inbreken. 40 Ook jullie moeten klaarstaan, want de Mensenzoon komt op een tijdstip waarop je het niet verwacht.’ 41 Petrus vroeg: ‘Heer, is deze gelijkenis alleen voor ons bedoeld of voor iedereen?’ 42 De Heer antwoordde: ‘Wie is de betrouwbare en verstandige rentmeester die de heer zal aanstellen over zijn knechten om hun op tijd het eten te geven dat hun toekomt? 43 Gelukkig de dienaar die daarmee bezig is wanneer zijn heer komt. 44 Ik verzeker jullie: hij zal hem aanstellen over alles wat hij bezit. 45 Maar als die dienaar bij zichzelf zegt: Mijn heer komt maar niet, en als hij de knechten en dienstmeisjes gaat slaan, en zich te buiten gaat aan voedsel en drank, 46 dan komt de heer van die dienaar op een dag waarop hij het niet verwacht en op een tijdstip dat hij niet kent, en dan zal hij hem de zwaarste straf opleggen en hem het lot van de trouwelozen doen ondergaan. 47 De dienaar die weet wat zijn heer wil, maar geen voorbereidingen treft en niet overeenkomstig zijn wil handelt, zal veel slagen te verduren krijgen. 48 Maar wie niet weet wat zijn heer wil en zo handelt dat hij slaag verdient, zal weinig slagen te verduren krijgen. Van iedereen aan wie veel gegeven is, zal veel worden geëist, en hoe meer aan iemand is toevertrouwd, des te meer zal van hem worden gevraagd. (NBV21)
Vandaag lezen we een stuk over knechten die het huis op orde moeten hebben voordat de Heer van het huis terug komt van een bruiloft. De eerste vraag van Petrus is of het dan over hen gaat, de volgelingen van Jezus van Nazareth. En dat gaat het dus. Alle mensen zijn werktuigen in Gods hand, ze zijn knechten en dienstmeisjes van de God van Israël. Daar kun je dus twee dingen mee doen, je kunt ze te eten en te drinken geven, goed voor ze zorgen of je kunt ze uitbuiten en onderdrukken, zorgen doen ze maar voor zichzelf als jij maar aan je trekken komt. Kijk eens om je heen, heeft iedereen te eten? Heeft iedereen een dak boven het hoofd? Mag iedereen meedoen in onze samenleving? Hoeven er geen gezinnen angstig door bossen te zwerven? Is er nergens op aarde meer oorlog of geweld, geen onderdrukking meer van mensen die zichzelf niet mogen zijn? We kunnen op die vragen niet vol trots met ja antwoorden, zelfs in ons eigen land is er genoeg ellende, geweld, honger, verwaarlozing en uitbuiting.
Als dus de Heer terugkomt treft die niet een aarde aan zoals die eens door die Heer geschapen was: En God keek en zag dat het goed was, staat er geschreven. Als wij kijken is het helemaal niet goed. Gelovigen in de Here Jezus, in de God van Israël,. echte gelovigen, worden daar onrustig van. Die kunnen niet stil blijven zitten wachten tot alles wel een keer nieuw wordt. Die laten het opruimen van het huis van God niet aan God over als die terug zal komen. Die gaan aan de slag, met vuur in hun lijf om de aarde te ontdoen van het kwaad, die spoelen schoon waar vuil in eeuwen is aangekoekt. Die lijden zelf honger en dorst, honger en dorst naar gerechtigheid. Die staan op tegen medebewoners van hun huis als die bij de pakken neer willen zitten, als die gemakkelijk over problemen heen willen stappen.Jezus beschrijft hier de slavenmaatschappij. De maatschappij zoals die onder de Romeinen vorm had gekregen. Deftige en rijke families die konden floreren door de slaven die ze hadden.
Zelfs hun huishouding hing af van de kwaliteit en de inzet van de slaven. Wij kijken soms raar aan tegen de beelden die Jezus hier gebruikt om het antwoord op de vraag van Petrus duidelijk te maken. Werknemers, loonslaven van onze tijd, kunnen niet meer zo behandeld worden als de Romeinen hun slaven behandelden. Maar de manier waarop de Romeinen hun slaven behandelden maakte veel duidelijk. Het hoofd van de huishouding werd de rentmeester. Die kreeg ook de verantwoording over de uitgaven die voor de huishouding nodig waren. Maakte die rentmeester er een zootje van dan stond het de Heer van het huis vrij hem ter dood te brengen. De slaven die ook hun werk hadden verzaakt konden gestraft worden met stokslagen. Jezus neemt de onwetenden in bescherming, die kunnen aan de rootzooi in de wereld weinig doen. Maar wij weten dat het anders kan, dat het anders moet. Dat betekent voor gelovigen in het verhaal van Jezus dat ze de handen uit de mouwen moeten steken om er een betere wereld, een wereld van vrede, eerlijk delen en iedereen laten meedoen, van te maken. Elke dag mogen we daar aan werken. Aarzel dus niet.