1 Ik, Paulus, die me volgens zeggen zo bedeesd gedraag wanneer ik bij u ben en alleen uit de verte flink doe tegen u, ik doe een beroep op u in naam van de zachtmoedigheid en mildheid van Christus. 2 Het ontbreekt mij allerminst aan zelfvertrouwen om, eenmaal bij u, streng te durven optreden tegen die paar mensen die denken dat we uit zwakheid handelen. Maar ik vraag u ervoor te zorgen dat dat niet nodig zal zijn. 3 We zijn weliswaar zwak, zoals alle mensen, maar we vechten niet met aardse middelen. 4 De wapens waarmee wij ten strijde trekken zijn niet de wapens van deze wereld; ze zijn zo krachtig dat ze bolwerken kunnen slechten voor God. We halen spitsvondigheden neer 5 en iedere verschansing die wordt opgetrokken tegen de kennis van God, we maken iedere gedachte krijgsgevangene om haar aan Christus te onderwerpen 6 en zullen op het moment dat u Hem volledig gehoorzaam bent geworden, paraat staan om anderen voor hun ongehoorzaamheid te straffen. 7 Zie nu eens de feiten onder ogen! Wanneer iemand er zo van overtuigd is dat hij dienaar van Christus is, moet hij goed bedenken dat ook wij dienaar van Christus zijn, evengoed als hij. 8 Zelfs al zou ik overdreven hoog opgeven van het gezag dat de Heer ons heeft toevertrouwd – een gezag dat opbouwend wil zijn, niet u wil neerhalen –, dan nog zal blijken dat ik de waarheid spreek. 9 Ik wil niet de indruk wekken u alleen door middel van brieven ontzag te willen inboezemen. 10 Er zijn er namelijk die zeggen: ‘In zijn brieven slaat hij weliswaar een gewichtige en imponerende toon aan, maar zijn persoonlijk optreden is zwak en wat hij zegt heeft weinig te betekenen.’ 11 Laat iemand die dat beweert gezegd zijn dat ik, eenmaal bij u, precies zo zal optreden als in mijn brieven. (NBV21)
Die Paulus moet een raar mannetje geweest zijn. Hij was klein van stuk, een in Turkije geboren Jood en had een zweer of iets dergelijks boven één van zijn ogen. In de ogen van de Grieken uit Korinthe was het helemaal niets. Die waren gewend aan het nastreven van lichamelijke schoonheid. Die schoonheid werd verbonden met het goede, als het mooi was dan was het goed en als de mens mooi was dan was die mens goed. Als die mens lelijk was dan deugde die mens niet. Wij zeggen dat misschien niet meer zo openlijk maar uit tal van handelingen en maatschappelijke uitingen blijkt maar al te zeer dat we er tegenwoordig bijna nog net zo over denken. Let maar eens op de overdreven aandacht voor de rijkdom van Nederlandse fotomodellen en uitgebreide tv programma’s over mensen die er niet als het doorsnee schoonheidsideaal uitzien. Over die mensen wordt ook gesproken in termen van zielig dat ze zo voor de televisie komen. Over die fotomodellen wordt nooit gezegd dat al dat gewroet in je priveleven in en in zielig is, zeker als je dan ook nog operaties en ingrepen overweegt die je voor je gevoel nog mooier zouden moeten maken.
Maar schoonheid overtuigt net als in de dagen van Paulus. Daarom zijn er mensen in de gemeente van Korinthe die beweren dat als Paulus er zelf is hij toch niet zo stevig spreekt als in zijn brieven. Nu zijn de meeste brieven van Paulus opgebouwd volgens de regels van de Griekse redeneerkunst, de retorica, en er waren mensen die er in geschoold waren om dat prachtig te kunnen voordragen. Mooi geschreven en mooi voorgedragen maakt nu eenmaal veel indruk. Paulus zoekt een andere weg, de weg van de inhoud. Op die weg komt hij uit bij het gegeven dat binnen de christelijke gemeente met andere wapens gestreden wordt als in de niet christelijke wereld. In die gemeente is het onderscheid tussen mensen immers weggevallen. In die gemeente telt iedereen mee en maken geslacht, afkomst of rijkdom niet meer uit. Binnen die gemeente gaat het niet meer om je eigen belang maar om het belang van de zwaksten en de minsten. Daar staan juist de mensen met een beperking centraal, de hulp aan hen bepaalt het handelen van de gemeente, bepaald het gesprek en de agenda.
Paulus kan zich verdedigen tegen het verkeerd soort waardering die de gemeente in Korinthe wordt opgedrongen. Hij heeft er de woorden voor en kan bogen op zijn daden, hij ging er immers op uit om als eerste de mensen te vertellen van het andere soort samenleving waar ze bij konden gaan horen. Dat was toch het soort samenleving waar die wereldse maatstaven van schoonheid is het goede niet meer opgingen. En dat niet alleen, dat is ook een samenleving waar de een zich niet beter vindt dan de ander. Paulus komt niet als baas van de gemeente maar als vriend. Die vriendelijkheid wordt ook in onze dagen als zwakheid gezien, wie vriendelijk wil omgaan met anderen wordt als theeleut afgeschilderd. Kennelijk overkwam dat Paulus ook. Als je dus beweert dat je bij die samenleving van Jezus van Nazareth wil horen dan hoort die rare Paulus daar ook bij. Dan gaat het dus weer om de zwaksten en de minsten, ook vandaag nog. Ook vandaag nog mogen wij onze agenda daardoor laten bepalen.