Jesaja 28:1-13
1 Wee de trotse kroon van de dronkaards van Efraïm; bedwelmd door de wijn pronken zij met de stad die de vruchtbare vallei bekroont, maar hun prachtige sieraad is een bloem die verwelkt. 2 Want de Heer beschikt over iemand, sterk als een hevige hagelbui, als een wervelwind, krachtig als een kolkende watermassa, die met zijn machtige hand alles omver zal stoten. 3 De trotse kroon van de dronkaards van Efraïm zal worden vertrapt. 4 Dit pronkstuk van de vruchtbare vallei, dit prachtige sieraad, zal als een bloem verwelken, verdwijnen als een vroege vijg, vóór de oogst ontdekt en onmiddellijk opgegeten. 5 Op die dag zal de HEER van de hemelse machten de sierlijke kroon zijn, de prachtige krans voor wie er van zijn volk nog over zijn; 6 wie zetelt op de rechterstoel zal hij met zuiver recht bezielen, en heldenmoed schenkt hij aan hen die de vijand uit de stad verdrijven. 7 Maar zelfs priesters waggelen van de wijn, profeten wankelen door de drank: ze waggelen door de drank en zijn verward door de wijn; de drank doet hen wankelen, waggelend hebben ze visioenen, zwalkend doen ze hun uitspraken. 8 Hun tafels zitten onder het braaksel, geen plekje dat niet walgelijk besmeurd is. 9 ‘Wie tracht hij nu kennis bij te brengen? Aan wie wil hij zijn boodschap kwijt? Houdt hij ons soms voor zuigelingen, nog maar net de moederborst ontwend? 10 Hoor hem: “Tsav latsav, tsav latsav, kav lakav, kav lakav, beetje van dit, beetje van dat.”’ 11 Inderdaad, door mensen met een vreemde tongval, in een andere taal, spreekt de HEER tot dit volk. 12Â Ooit heeft hij tegen hen gezegd: ‘Hier is rust, hier vind je verpozing, laat wie vermoeid is hier rusten.’ Maar ze weigerden naar hem te luisteren. 13 Daarom horen zij nu van de HEER: ‘Tsav latsav, tsav latsav, kav lakav, kav lakav, beetje van dit, beetje van dat.’ En zo gaan ze op weg, maar ze struikelen, ze raken gewond, verstrikt, en worden gevangen. (NBV)
Dat waren niet de besten, die lui van Efraïm. We hadden al eens gelezen dat ze weigerden te gaan vechten voor het volk omdat ze niet iedereen kenden maar hier kunnen ze niet eens op hun benen staan omdat ze te dronken zijn. Het boek van de profeet Jesaja is geschreven voor, tijdens en na de ballingschap in Babel. Het lijkt geen vrolijk boek maar het is een boek vol hoop. In de passage van vandaag wordt afgerekend met verdedigers van het volk die in het bangst van de tijden vrolijk aan het feestvieren slaan. De stad waarover het hier gaat is Samaria, de hoofdstad van het Noordelijke rijk van Israel. Die stad lag op een berg midden in een zeer vruchtbare vallei. Als er een oogstfeest werd gevierd kun je je voorstellen dat iedereen een bloemenkrans op het hoofd zette als teken van de vruchtbaarheid en de overvloedige oogst. Efraïm was de stam aan wie de stad was toegewezen en de naam Efraïm zou je kunnen vertalen met “Ik zal dubbel vruchtbaar zijn”. Het is dus dubbel zuur als je die mensen dronken feest ziet vieren terwijl het machtige leger van Assyrië bijna voor de deur staat. Uiteindelijk zal het Noordrijk, dat 10 stammenrijk verloren gaan. De stammen worden weggevoerd en komen nooit meer terug. De achterblijvers vermengen zich met de omringende volken en worden nooit meer als echte Joden erkend.
De kern van deze Bijbelpassage is eigenlijk onvertaalbaar. Daarom is het goed dat het “Tsav latsav” onvertaald is gebleven. Als je werkelijk wil weten wat er mee wordt bedoeld dan zou “wet op wet” of “gebod op gebod” nog het dichtste bij komen, maar je wel op het verkeerde been zetten. Denk eens in dat er in onze rechtszalen dronken rechters zouden zitten, een dominee preekte zelfs in dit verband eens over een dronken kotsende dominee aan de avondmaalstafel. Die rechters zouden vrolijk met hun hamer zitten zwaaien en vonnis wijzen, maar recht doen ho maar. Het Tsav latsav is Hebreeuwse brabbeltaal. Spottend zegt de profeet dan ook dat als ze zo doorgaan God voortaan niet meer in het Hebreeuws maar in het Assyrisch zou spreken tot het volk. De kern is dus dat als de leiders en rechters van het volk brabbeltaal spreken het slecht met het volk zal aflopen. In onze dagen schept dat een probleem. Er zijn leiders van het volk, volksvertegenwoordigers, die schijnbaar eenvoudige taal spreken. In één zin weten ze de meest ingewikkelde problemen onder woorden te brengen en daarbij ook nog een oplossing aan te brengen.
Oppervlakkig luisterend spreken ze zeker geen wartaal in tegenstelling tot die politici die veel woorden nodig hebben om hetzelfde probleem onder woorden te brengen, het is immers ingewikkeld, en dan twijfelend over een oplossing beginnen, voor echt ingewikkelde problemen liggen oplossingen immers niet direct voor de hand. Wie zich echter oprecht verdiept in het probleem zal merken dat die eenvoudig sprekende politici net zulke kinderpraat voortbrengen als de dronken rechters uit het boek van de profeet Jesaja. Aan ons om vast te houden waar we trots op mogen zijn, een tolerant en gastvrij land, waar vervolgden en verdrukten altijd een plaats konden vinden en ons land konden verrijken. Wie alleen naar gisteren kijkt is kortzichtig. We vingen Hugenoten uit Frankrijk op, Chinezen uit China, Molukkers uit de Molukken, Hongaren uit communistisch Hongarije, Surinamers uit Suriname, en niemand van hen is ooit teruggestuurd.
Zo kunnen we ook vandaag nog gastvrij zijn.