Je zult er leven in overvloed.

Deuteronomium 11:10-21

10 Want het land dat u in bezit zult nemen is heel anders dan Egypte, waar u vandaan komt. Daar moest u de akkers na het zaaien kunstmatig bevloeien als een groentetuin. 11 Maar het land aan de overkant is een land met bergen en dalen, dat zijn dorst lest met het water uit de hemel. 12 Het is een land waaraan de HEER, uw God, veel zorg besteedt en waarover hij waakt, het hele jaar door, van de eerste tot de laatste dag. 13 Als u de geboden gehoorzaamt die ik u vandaag voorhoud, en de HEER, uw God, liefhebt en hem met hart en ziel dient, 14 belooft de HEER: ‘Ik zal jullie akkers op de juiste tijd regen geven, in het najaar en in het voorjaar. Je zult je oogst binnenhalen, koren, wijn en olie, 15 en ik zal groene weiden geven voor je vee. Je zult er leven in overvloed.’ 16 Maar pas op: laat u er niet toe verleiden een dwaalspoor te volgen, voor andere goden neer te knielen en ze te vereren. 17 Want dan roept u de woede van de HEER over u af en zal hij de hemel sluiten. Er zal geen regen meer vallen en de hele oogst zal mislukken, en spoedig zult u verdwenen zijn uit het goede land dat de HEER u zal geven. 18 Houd mijn woorden dus in gedachten, maak ze u eigen, draag ze als een teken om uw arm en als een band op uw voorhoofd. 19 Prent ze uw kinderen in en spreek er steeds over, thuis en onderweg, als u naar bed gaat en als u opstaat. 20 Schrijf ze op de deurposten van uw huis en op de poorten van de stad. 21 Dan zullen u en uw kinderen lang mogen wonen in het land dat de HEER uw voorouders onder ede heeft beloofd, zolang de hemel boven de aarde staat. (NBV)


Waarover spraken zij? Over de richtlijnen van de God van Israël. Niet over hoe goed ze wel niet geloofden, hoeveel ze hielden van die God in hun harten, nee dat vraagt de God van Israël niet. Je hoort het ook tegenwoordig wel. Onder Christenen lijkt het wel of er niks anders nodig is dan luide te roepen hoeveel je van Jezus houdt en daarbij een beetje te zwaaien met je armen. Dat is dus bijna het tegendeel van wat de Bijbel vraagt. God vraagt niet om aangeroepen te worden. God zorgt zelf zorgvuldig voor het land staat in het Bijbelgedeelte dat we vandaag lezen. Het gaat vanzelf wel regenen, daarover hoeven we ons geen zorgen te maken en daarvoor hoeven we God niet aan te roepen. Het gaat om de richtlijnen van God. Daar moet je de hele dag over praten, die moet je je kinderen voorhouden, die moet je op je voorhoofd dragen en in een band om je arm. Je hand moet je dus laten sturen door de richtlijnen van God. Je moet ze op de deur van je huis spijkeren. Alles wat je doet en overal waar je komt moet bepaald worden door de richtlijnen van God. Dat is nogal fanatiek. En dat is ook precies de bedoeling. De God van Israël is namelijk niet de God van de rijken, van de geslaagden in het leven, van de mensen die het goed gaat. De God van Israël is de God van slaven, van de minsten, van zieken en zwakken, van mensen die afhankelijk zijn van de zorg en de steun van anderen.

Die mensen kunnen altijd een beroep doen op de God van Israël. Die mensen kunnen er op vertrouwen dat hij altijd mensen zal sturen die zijn richtlijnen volgen. Want het hart van zijn richtlijnen is dat je van je naaste houdt als van jezelf. Al dat werk op het land, al dat vee dat je laat grazen, al die vruchten die je zal plukken van de overvloed die het land geeft, zijn er niet om er zelf rijk van te worden maar die zijn er om er van te delen met degenen die niet zo gelukkig waren al die overvloed te krijgen. En armen zijn er nog steeds, ook vandaag de dag gaan er mensen dood van de honger, in ons eigen land misschien minder dan in andere landen, maar toch. Onze manier van handeldrijven, onze economische politiek verhindert nog steeds miljoenen op aarde dat ze mee kunnen delen. Wij maken ons er vaak af met incidentele ontwikkelingshulp waarvan we achteraf smalend kunnen zeggen dat het niet helpt. Wij zijn nooit genoeg bereid om ook onze eigen positie ter discussie te stellen en de onrechtvaardige handelsverhoudingen in eerlijke handelsverhoudingen te veranderen. Fair Trade blijft een aardige winkel op een onaantrekkelijke plek in het winkelgebied. Fair Trade is niet het hart van onze handelspolitiek.

Wij stellen geen maximum aan de inkomens van onze rijken zodat er geld vrij komt voor echt delen met de armsten. Wij stellen geen grenzen aan de inkomensverhoudingen in onze bedrijven zodat de bijdrage van een ieder aan het succes van een bedrijf ook gelijkwaardig beloond wordt. Wij stellen geen maat aan de exorbitante zelfverrijking die in de top van banken en bedrijfsleven voorkomt. Als er over gesproken wordt dan hoor je er schande over spreken maar er is geen enkele wet in voorbereiding, geen maatregel in ontwerp om er grenzen en maat aan te stellen. Integendeel, het nastreven van individuele rijkdom en welvaart, de bescherming van nutteloos eigendom, blijven hoofdkenmerken van onze samenleving. Daarmee is de aanbidding van de goden van goud en belofte belangrijker dan de geboden van de God van Israël. Willen we op weg blijven naar een ideale samenleving dan zullen we daar wat aan moeten willen veranderen. In elk geval zullen we er vandaag weer mee moeten willen beginnen.

Plaats een reactie