Deuteronomium 6:4-12
4 Luister, Israël: de HEER, onze God, de HEER is de enige! 5 Heb daarom de HEER, uw God, lief met hart en ziel en met inzet van al uw krachten. 6 Houd de geboden die ik u vandaag opleg steeds in gedachten. 7 Prent ze uw kinderen in en spreek er steeds over, thuis en onderweg, als u naar bed gaat en als u opstaat. 8 Draag ze als een teken om uw arm en als een band op uw voorhoofd. 9 Schrijf ze op de deurposten van uw huis en op de poorten van de stad. 10 Straks brengt de HEER, uw God, u naar het land dat hij u zal geven, zoals hij uw voorouders Abraham, Isaak en Jakob onder ede heeft beloofd. U krijgt daar grote, mooie steden, die u niet zelf hebt gebouwd, 11 huizen vol voorraden, die u niet hebt aangelegd, regenputten, die u niet hebt uitgehouwen, en wijnstokken en olijfbomen, die u niet hebt geplant. Als u daar in overvloed leeft, 12 zorg er dan voor dat u de HEER niet vergeet, die u uit de slavernij in Egypte heeft bevrijd. (NBV)
Heel het boek Deuteronomium is gecomponeerd als een toespraak van Mozes vlak voor het volk het beloofde land binnentrekt. Mozes zelf zal daar niet bij zijn maar geeft een nog een aantal laatste raadgevingen mee voor het leven in het nieuwe land. In dit gedeelte wordt nog het meest uitdrukkelijk naar voren gewezen. De overvloed waarin het volk zal gaan leven heeft het niet aan zichzelf te danken. Het was een volk van slaven, gevlucht uit Egypte en in het land gekomen na een lange, zeer lange, tocht door de woestijn. Het is een waarschuwing die wij ons ook wel eens ter harte mogen nemen. De welvaart en de rijkdom vernieuwd moet worden.
We beseffen nu dat het delen met anderen zo hier en daar in de wereld ook vrucht afwerpt, nu lijken we te vergeten dat we die rijkdom niet aan onszelf te danken hebben maar dat we die hebben gekregen van de generaties voor ons, generaties die met vallen en opstaan, met strijd soms, de Weg probeerden te volgen van Jezus van Nazareth en zich zijn oproep om de naaste lief te hebben als zichzelf eigen probeerden te maken. Het verhaal van de geschiedenis van onze rijkdom laat zich vertellen zoals Mozes hier het verhaal van het bereiken van het beloofde land vertelt. Centraal staat de oproep van Mozes om in dat nieuwe land niet de goden van omringende volken na te lopen. Bij ons heten het geen goden van omringende volken maar economische theorieën van de geleerden van de rijken. De goden van markteconomie, de goden van winst en profijt, de goden van goud en beloften.
Waarom mogen banken en financiële instellingen niet van ons allemaal zijn? Dat we de rijkdom ook nog zouden moeten willen delen met de armsten in de wereld raakt bijna geheel achter de horizon van het hedendaagse herstelbeleid. We horen nog wel over de klimaatcrisis omdat we daar direct zelf last van hebben, maar de voedselcrisis in de wereld is geen letter in een krant of een minuut op tv meer waard. Juist in een land vol rijkdom en welvaart zou de God van Israël extra centraal moeten staan, daar waar gedeeld wordt met de armsten worden ook de vijanden verjaagd, ook in onze dagen. Daarom zullen we ook vandaag de waarschuwingen van Mozes ter harte moeten nemen.