Deuteronomium 5:22-27
22 De HEER heeft deze woorden-deze, en niet meer-tot u gesproken toen u daar bijeen was. Met een geweldig stemgeluid kondigde hij op de berg zijn geboden af, vanuit vuur en dreigende, donkere wolken, en hij schreef ze op twee stenen platen en gaf die aan mij. 23 Toen u die stem had gehoord vanuit de duisternis, terwijl de berg in vuur en vlam stond, zijn uw stamhoofden en oudsten bij mij gekomen 24 met de woorden: ‘Zojuist heeft de HEER, onze God, ons zijn luister en zijn grootheid laten zien en hebben we zijn stem uit het vuur gehoord. We hebben vandaag ondervonden dat God met mensen spreekt zonder dat het hun het leven hoeft te kosten. 25 Maar moeten we ons leven nu opnieuw op het spel zetten? Dit enorme vuur zal ons levend verbranden! Als we de stem van de HEER, onze God, nogmaals horen, zullen we zeker sterven. 26 Want er is toch geen mens die net als wij de stem van de levende God vanuit het vuur heeft horen spreken en het heeft kunnen navertellen? 27 Kunt u niet gaan om te horen wat de HEER zeggen wil? Als u zijn woorden dan aan ons overbrengt, zullen wij luisteren en ernaar handelen.’ (NBV)
Waarom staan die tien geboden eigenlijk op stenen tafelen? Zijn ze zo hard en onveranderlijk? Of is er een andere reden? Die stenen tafelen hebben altijd een diepe indruk gemaakt. De tien geboden zijn daardoor in de geschiedenis apart komen te staan van de overige geboden. Dat is niet helemaal terecht. Ze zijn een zekere samenvatting en uitwerking van de hoofdregel dat je je naaste lief moet hebben als jezelf. Waarom ze op stenen tafelen terecht zijn gekomen wordt in dit Bijbelgedeelte nog eens uitgelegd. God had ze in de woestijn immers zelf aan het volk meegedeeld. In onweer, vuur en storm hadden die geboden geklonken. Maar het volk was er bang door geworden, bang dat het iets verkeerd zou kunnen hebben begrepen. Dit klonk allemaal zo eenvoudig, terwijl het toch zo goddelijk was dat er meer nodig was dan een stem van de berg.
De oudsten zijn daarop bij Mozes gekomen en hebben gevraagd of hij de tolk van God wilde zijn. De God van Israël kan dan wel direct spreken tot mensen zonder dat mensen hoeven sterven maar angstig blijft het. De Godsdienst van Israël heeft in zijn meest eenvoudige vorm dan ook geen Priesters nodig, ook een Tabernakel was in het begin niet nodig. Het bijzondere begint met een verzoek van het volk zelf aan Mozes om God afstand te laten maken en hem als tolk te laten optreden. En daar komen de stenen platen vandaan. Niemand kan meer om die eenvoudige regels van niet moorden, niet stelen en mensen niet als object beschouwen heen. Er is één God, daar maak je geen beeld van en die gebruik je niet om je eigen zaken te rechtvaardigen. Die God heeft het volk uit de slavernij gered en die afkomst mogen ze nooit vergeten. Ze mogen het mee sjouwen door de woestijn. Bij elke stap die ze zetten gaan die regels met ze mee.
Na de tijd van Jezus van Nazareth zal Paulus schrijven aan zijn gemeente dat hij hoopt dat de Wet niet meer op stenen platen in de Tempel in Jeruzalem geschreven zal staan maar in de harten van de gelovigen. We mogen ons afvragen in hoeverre we ze met ons mee dragen. Het houden van een Sabbat doen we al lang niet meer. De Zondag als dag waarop de Christenen de Sabbat zijn gaan vieren is niet meer een dag waarop alle werk wordt gestaakt, in tegendeel. We hebben onszelf weer slaaf gemaakt van consumeren en produceren. We hebben daarvoor de God van Israël verlaten en zijn de goden van winst en profijt gaan aanbidden. Die goden leggen de nadruk op de eerste die de beste zou zijn. De God van Israël behandelt iedereen gelijk. Zelfs het bezoek van Mozes als vertegenwoordiger van het volk levert weerstand op. Wij hebben gelukkig dat verhaal over de stenen platen nog, en het woord van Jezus dat er geen punt en geen komma moet worden weggelaten uit die richtlijnen.