Ik zal haar zegenen

Genesis 17:15-27

15 Verder zei God tegen Abraham: ‘Wat je vrouw Sarai betreft, voortaan moet je haar niet Sarai noemen maar Sara. 16 Ik zal haar zegenen en jou bij haar een zoon geven. Ik zal haar zo rijk zegenen dat er volken uit haar zullen voortkomen en er koningen van haar zullen afstammen.’ 17 Abraham boog zich diep neer, maar lachte en dacht: Hoe zou iemand van honderd nog een kind kunnen krijgen? En Sara, zou zij op haar negentigste nog een kind ter wereld kunnen brengen? 18 En hij antwoordde God: ‘Ik zou al gelukkig zijn als Ismaël onder uw bescherming mocht staan.’ 19 Maar God zei: ‘Nee, je vrouw Sara zal je een zoon baren, die je Isaak moet noemen, en met hem zal ik mijn verbond voortzetten. Het zal een eeuwigdurend verbond zijn, dat ook voor zijn nakomelingen zal gelden. 20 En wat Ismaël betreft, ik verhoor je: ik zal hem zegenen, hem vruchtbaar maken en hem veel, heel veel nakomelingen geven. Twaalf stamvorsten zal hij verwekken en er zal een groot volk uit hem voortkomen. 21 Maar mijn verbond zal ik voortzetten met Isaak, de zoon die Sara je volgend jaar omstreeks deze tijd zal baren.’22 Nadat God zo met hem gesproken had, ging hij bij Abraham vandaan. 23 Nog diezelfde dag besneed Abraham zijn zoon Ismaël, allen die in zijn huis geboren waren en allen die hij gekocht had, kortom al zijn mannelijke huisgenoten, zoals God hem had opgedragen. 24 Abraham was negenennegentig jaar toen hij besneden werd, 25 en zijn zoon Ismaël was dertien. 26 Zo werden op een en dezelfde dag Abraham en zijn zoon Ismaël besneden 27 en ook al Abrahams huisgenoten, zowel zij die in zijn huis geboren waren als zij die van vreemdelingen waren gekocht. (NBV)


Ons erfrecht is er eeuwenlang vanuit gegaan dat de oudste zoon het familiebezit zou erven. In sommige landen is dat nog steeds het geval. Voor een agrarische samenleving is dat ook niet zo vreemd. Als je een stuk land hebt en je wilt dat gelijk verdelen onder alle kinderen die het zware werk op het land aankunnen, en overal is er het vooroordeel dat dat de zonen zouden zijn, dan is er van dat land snel niet veel meer over, in elk geval niet genoeg om van de leven. Dat geldt overigens ook voor een winkel, waar een gezin van kan leven maar twee niet, of een vergelijkbaar familiebedrijf. De Bijbel verzet zich tegen dat automatisme van het recht van de eerstgeborene, zeker dat van de eerste de beste. Voortdurend wordt dat recht ondermijnd. Ook hier weer.

Daar waar je zou verwachten dat Ismaël als eerstgeboren zoon van Abraham ook de eerste erfgenaam zou zijn draait God dat om. Natuurlijk hoort Ismaël er volledig bij, ook hij wordt immers besneden. Maar de erfgenaam zal de nog ongeboren Izaäk zijn. Christelijke aanhangers van de monarchie zouden dit wel eens tot zich door mogen laten dringen. Niet de eerste is volgens de Bijbel automatisch de meest geschikte maar de volgende, soms zelfs de laatste. Misschien is dus gravin Leonore uit onze Koninklijke familie, wel een betere koningin van Nederland dan Prinses Amalia. Als het volk Israel uit Egypte bevrijd moet worden zijn trouwens de eerstgeborenen de prijs die het volk van Egypte moet betalen voor het verzet tegen de vrijheid.

De verhalen die we deze dagen over Abraham en Ismaël lezen zijn overigens ook een bron van verwantschap tussen Joden, Christenen en Moslims. Ook Moslims zullen zich herkennen in hun voorvader Abraham die besneden werd omdat hij geloofde in de Ene God. Zo ver staan we dus niet van elkaar af en de Islamitische cultuur maakt net zo goed van ouds deel uit van onze samenleving als de Joodse en de Christelijke. De twaalf stammen van Israël staan net als de twaalf apostelen en de twaalf vorsten van Ismaël voor de volken van de hele wereld. Alle volken zullen naar Jeruzalem moeten zien waar de Wet van Liefde en Recht was opgeslagen. Met Abraham was de reis begonnen, maar de reis is nog niet afgelopen.

Plaats een reactie