Matteüs 20:29-34
De eerste stad die van het volk Israel werd toen ze uit de woestijn het beloofde land introkken was Jericho. Het verhaal van de inname van die stad is overbekend. Het volk trok er zeven maal zwijgend om heen en toen het na de zevende maal de tromptetten liet klinken en een groot gejuich aanhief storten de muren van de stad ineen. Geweldloos werd de stad ingenomen. Jeruzalem was de stad van Koning David, die had de vrede in Israel gebracht, na veel oorlog en strijd overigens, en was de grote koning van Israel geworden. Na hem had zijn zoon Salomo de Tempel gebouwd waar de Wet werd bewaard. Jezus van Nazareth nu gaat in dit verhaal van Jericho naar Jeruzalem. Dat staat er niet zomaar. Die weg is een Koninklijke weg. Zo ga je als je het gehele land Kanaän in bezit wilt nemen en daar je rijk wil vestigen. En hij had er het recht toe vertelt het verhaal, hij was uit het huis en het geslacht van David, een rechtstreekse afstammeling zo had ook Matteüs al direct bij het begin van zijn boek opgeschreven. Dan zitten er twee blinden langs de kant van de weg. Bedelaars die niet kunnen zien wat er zich in de wereld afspeelt. Ze kunnen roepen naar de mensen die voorbij komen: “heb medelijden met ons” Maar deze blinden zien meer dan we denken. Dat geroep is natuurlijk irritant, zeker als er een hoop mensen bij zijn dan is geschreeuw al snel een teken dat er een relletje is. Maar deze blinden roepen niet alleen om medelijden, ze weten best dat Jezus van Nazareth er aan komt en ze roepen hem uit tot Koning van Israel. “Heer, Zoon van David”, zo spreken ze hem aan. Daarom vraagt Jezus van Nazareth wat ze daarmee willen. En blinden willen zien, willen de ogen geopend hebben. Voor gelovigen gaat het hier in dit verhaal niet om het letterlijke zien, maar om het zien zitten, snappen wat er aan de hand is. De vraag is dus of Jezus van Nazareth die Koning is of niet? Eigenlijk blijft het antwoord verborgen. Jezus van Nazareth kreeg medelijden met hen. Als ze zo graag een koning wilden dan krijgen ze er een en hij opende hen de ogen en terstond volgden ze hem. Hoe dat Koningschap van Jezus van Nazareth er uit zou komen te zien zouden ze merken als ze in Jeruzalem kwamen. Hier is dus niet een Koning die een mooi pak aantrekt. Een gebedsgenezer op een groot podium met een koor en orkest achter zich om de genezingen met passende muziek te begeleiden. Gewoon langs de kant van de weg, op weg van Jericho naar Jeruzalem, reageren op geschreeuw dat de aandacht trekt. Terloops vindt er een genezing plaats. Als we Jezus van Nazareth willen volgen dan hoort onze aandacht dus niet bij de grote podia, de glitter en het klatergoud, maar naar de kant van de weg waar de mensen zitten die alleen nog irritant kunnen schreeuwen. En die mensen zijn er ook vandaag nog volop. Laten we medelijden met ze hebben.