Ruth 1:1-19a
Vandaag beginnen we te lezen in het boek Ruth. Dat is een van de vijf Joodse feestrollen. Die worden gelezen op de Joodse feestdagen en de rol die aan de beurt is wordt dan feestelijk de synagoge rondgedragen. Het boek Ruth wordt gelezen op het Wekenfeest, het feest dat wij kennen als het Pinksterfeest. Een feest met een dubbele bodem. Het valt vijftig dagen na het feest van de bevrijding uit Egypte en als de geschiedenis zich herhaalt, en dat doet de geschiedenis bij religieuze feesten, dan is het Wekenfeest de viering van het krijgen van de Wet van de Woestijn, de Wet van eerlijk delen, van heb je naaste lief als jezelf. Maar het Wekenfeest is ook het feest van de eerstelingen van de oogst die niet voor jezelf zijn maar voor God. Daarmee richt je een maaltijd aan bij de Tempel, vroeger bij de Tabernakel, met de armen, je familie, de tempeldienaars en de vreemdelingen in je midden. In het begin van dit verhaal is er echter geen sprake van eerstelingen van de oogst want er is hongersnood. Zelfs in Bethlehem, het huis van brood betekent dat, is er niet genoeg om te eten. En de Elimelech waarover wordt verteld gaat met vrouw en zonen naar Moab waar ze als vreemdeling bleven wonen. Dat land Moab had een slechte naam. De Moabieten waren afstammelingen van Lot, de neef van Abraham, maar toen de afstammelingen van Abraham zich in de vruchtbare vlakte van Kanaän wilden vestigen verzetten de Moabieten zich daartegen. Ze stuurden zelfs de profeet Bileam op ze af om ze te vervloeken. De dochters van de Moabieten verleiden later de Israelieten tot afval van de Wet. En met die dochter begint het eigenlijke verhaal over Ruth, dat was zo’n Moabitische. Het boek Ruth is tot nu toe altijd als een lieflijk boekje beschreven. Goethe werd er bijvoorbeeld lyrisch van. Maar in onze dagen zou het misschien een heel diepe betekenis moeten hebben. Het gedeelte dat we vandaag lezen begint met Elimelech en eindigt met Noömi. Vertrek uit en terugkeer naar het huis van brood staan centraal. Maar ook het contrast tussen Ruth en Orpa, de twee dochters van Moab. Orpa die netjes naar haar familie teruggaat, weduwe blijft en Ruth die met haar schoonmoeder meegaat. Net als Abraham gaat ze uit haar land en bij haar familie vandaan naar het land dat de God van Abraham aan Noömi heeft gegeven. Uw volk is mijn volk, Uw God is mijn God klinkt het bij haar. Maar ben je ingeburgerd als je de godsdienst van je schoonfamilie aanneemt? Hoe slecht de Moabieten, vooral hun dochters, ook bekend stonden bij het volk van Israel, de houding van Ruth klinkt ons sympathiek in de oren. Misschien wel als waarschuwing niet te snel te oordelen over vreemdelingen die je land binnenkomen om daar te wonen en te leven. Een waarschuwing die we ons best ter harte mogen nemen.