Nehemia 1:1-11
Vandaag beginnen we te lezen in het boek Nehemia. Samen met het boek Ezra is het eigenlijk één bijbelboek maar de verschillende vertalers hebben het in de loop van de geschiedenis gesplitst in twee boeken. Aanvankelijk heette dit boek Ezra II maar sinds de vertaling van Maarten Luther is het genoemd naar de ik figuur uit het boek, Nehemia. Daarmee is het tegelijk weer een bijzonder Bijbelboek want het is het enige boek dat in de ikvorm geschreven is. Nehemia begint te vertellen wie hij is. Hij is schenker aan het hof van Artaxerxes, de Griekse heerser over het Persiche Rijk. Een koning die de Joodse ballingen in Babel goedgezind was. Hij had Ezra toestemming gegeven met een aantal mensen terug te keren naar Jeruzalem om daar de Tempel te herbouwen. Nehemia had een hoge functie, hij was schenker. En als we “schenker” zien denken we terug aan de verhalen over Jozef, de man van de dromen. In het verhaal van Jozef was er een schenker die zich de dromen herinnerde die Jozef had uitgelegd. Jozef werd door die schenker onderkoning van Egypte en kon uiteindelijk zijn vader en zijn broers behoeden voor de hongerdood. Nehemia krijgt op een goede dag bezoek van een aantal van die voormalige ballingen uit Jeruzalem. Ze brengen slechte berichten. De muren van Jeruzalem zijn verwoest en de poorten in vlammen opgegaan. Er is dus geen recht meer in Jeruzalem, want de poort was de plaats waar recht werd gesproken. Hoe kun je nu een plek hebben waar de Wet wordt bewaard, waar je de nadruk legt op het Heilige karakter van de Wet en je hebt geen plek om recht te spreken. Ze lachen je uit. Dat zou vandaag ook nog zo zijn. Stel we hebben een parlement dat wetten maakt maar we hebben geen politie en geen rechtbanken meer om de wetten te handhaven en recht te spreken. We zouden een lachwekkend volkje zijn. Juist de rechtshandhaving is een probleem in onze samenleving. Of we hebben te weinig agenten om de wet te handhaven, we betalen ze in elk geval veel te weinig, of de rechters hebben te weinig tijd om alle rechtsregels zorgvuldig toe te passen. Want rechtsregels moeten op maat gesneden worden voor elke situatie en elke persoon. Dat was in Israel niet anders. En als het volgens de Wet van Israel ging moest daar ook nog met liefde de wet worden toegepast. Dat is de droom die Nehemia zich herinnert, de ballingen zullen terugkeren naar Jeruzalem, de stad waar de Wet het hart is van de stad en waar recht wordt gedaan aan ieder die er om vraagt. Dat die droom nog niet uitgekomen is stemt Nehemia droevig, daarom dat gebed, maar dat gebed eindigt met een soort van besluit: koning Artaxerxes zal nog een keer gunstig voor de Joden moeten beslissen. Een aangezien dit het begin van het boek en niet het einde is mogen we er op rekenen dat het gaat gebeuren, zoals we er op mogen rekenen dat eens alle volken zich naar Jeruzalem zullen keren.