Lucas 2:22-35
Dat Maria en Jozef zeer wetsgetrouwe Joden waren was al gebleken uit hun reis van Nazareth naar Bethlehem. Want wie zou onder een wrede Romeinse bezetting het bevel van de Keizer durven trotseren en in plaats van thuis te blijven een lange reis te ondernemen? Maar in het verhaal van Lucas speelt de Hebreeuwse Bijbel nu eenmaal een belangrijke rol. Jezus van Nazareth was niet alleen een afstammeling van David, geboren op de akker die aan de familie van David was toegewezen, maar hij was opgenomen en opgevoed in de godsdienstige traditie van het volk Israël. Jozef en Maria hielden hun eerstgeboren zoon daarom niet zelf maar brachten hem naar de tempel, zoals was voorgeschreven voor een eerstgeboren zoon. Ooit was ook het verhaal van Koningen van Israël en dus ook het verhaal van Koning David begonnen met een moeder die haar kind naar de Tabernakel bracht. Die moeder was Hanna en dat kind was Samuel die later als priester en profeet de koningen van Israël zou zalven. Toen Maria bij Elisabet op bezoek was had ze nog het liet gezongen van Hanna, over machtigen die van de troon gestoten zullen worden en onvruchtbaren die vruchtbaar zullen zijn. Maria en Jozef nemen twee duiven mee, het voorgeschreven offer voor de armen, iedereen kan immers iets delen, hoe arm je ook bent. En ook in de Tempel klinkt een bijzonder lied voor het kind van Bethlehem. Er staat een profeet, Simeon, die niet eerder zou sterven dan dat hij de bevrijder van Israël zou hebben gezien. Dat klinkt als een eeuwig leven maar voor Simeon gaat het niet om zijn leven maar om het leven van alle mensen op de wereld. Die worden gered van oorlog en ellende, de wrede bezetting van alle volken zal voorbijgaan, het kind dat buiten alle regels om werd geboren is daarvan het teken. Ook Simeon put uit de liederen van het Oude Testament, vooral uit het boek Jesaja. De vader en moeder van Jezus van Nazareth waren verbaasd over alweer een lied en nu van een oude man. Maar ook hier geen romantiek, geen herdertjes en engeltjes die door het luchtruim zweven. Geen warme stal, geen grootse ontvangst in de Tempel. Nee, dat kind krijgt al het stempel mee van een dubieus optreden, een teken dat betwist zal worden. Een teken dat nog steeds betwist is. Nu al spreken mensen er schande van dat de kerk de afgelopen dagen zozeer de televisie heeft gedomineerd. In alle toonaarden werden het kleine kindje, zijn zielige ouders, de arme herdertjes en de zwevende engeltjes bezongen. En in alle talen kwamen voorgangers vertellen dat we vooral lief voor elkaar moeten zijn en dankbaar dat God de wereld zo lief had dat hij een kindje geboren liet worden. Over het feit dat Maria als door een zwaard doorstoken zou worden geen woord. Over het feit dat we aan de slag moeten om heel de wereld te veranderen geen woord. Dat er geen zielige herdertjes zijn maar onderdrukten die recht gedaan moet worden is met Kerstmis meestal vergeten. Dat God ook aan de armsten een bestaan heeft beloofd en als ze dat bestaan niet hebben er rijken zijn die ze van dat bestaan hebben beroofd geen woord. Dat kind zou de belofte van Liefde voor de minsten in absolute geweldloosheid zelfs door de dood heen dragen. Daarom bestaat dat verhaal ook vandaag nog. Daarom klinkt ook nu nog de roep om mee te gaan op de weg van Jezus van Nazareth door te houden van je naaste als van jezelf, door te letten op de minsten op aarde, door de hongerigen te voeden en de armen recht te doen. Aan het werk dus.