Zacharia 5:1-11
1 Opnieuw sloeg ik mijn ogen op, en daar zag ik een vliegende boekrol. 2 ‘Wat zie je?’ vroeg hij me, en ik antwoordde: ‘Ik zie een vliegende boekrol van twintig el lang en tien el breed.’ 3 Toen zei hij: ‘Dat is de vloek
die rondwaart over het hele land. Aan de ene kant staat geschreven dat ieder die steelt zal worden gestraft, aan de andere kant dat ook ieder die meineed pleegt zijn straf niet zal ontlopen. 4 Ik heb die vloek uitgevaardigd-spreekt de HEER van de hemelse machten. Hij zal het huis van de dief bezoeken en het huis van eenieder die bij mijn naam een valse eed zweert. Hij zal op hun huizen rusten en ze verwoesten, zodat er geen balk of steen van heel blijft.’ 5 Weer verscheen de engel die met mij sprak. Hij zei tegen me: ‘Sla je ogen op en kijk wat daar tevoorschijn komt.’ 6 Wat is dat?’ vroeg ik, en hij antwoordde: ‘Dat is een meelvat; daarop houdt heel het land zijn blik gericht.’ 7 En kijk, daar ging het loden deksel open en in het vat zat een vrouw. 8 ‘Dit is de verdorvenheid,’ zei hij, en hij duwde haar terug op de bodem van het vat en sloot het loden deksel. 9 Weer sloeg ik mijn ogen op, en daar zag ik twee vrouwen komen aanzweven met de wind in hun vleugels; ze hadden vleugels als van een ooievaar. Ze tilden het vat op en namen het met zich mee, hoog de lucht in. 10 Ik vroeg aan de engel die met mij sprak: ‘Waar brengen ze het naartoe?’ 11 Hij antwoordde: ‘Ze gaan er in Sinear een tempel voor bouwen, en wanneer die klaar is, wordt het daar op een voetstuk gezet.’ (NBV21)
Zacharia schrijft aan de ballingen die teruggekeerd zijn uit Babel met de opdracht Jeruzalem weer op te bouwen en de Tempel in oude luister te herstellen. Als we de Bijbel in stukjes blijven knippen dan komen we ineens rare verhalen tegen waar we ons geen raad mee weten. Maar de Bijbel kent geen rare verhalen. In de Bijbel gaat het over hoe mensen met elkaar en met hun God om gaan. Daar gaat ook het gedeelte over dat we vandaag lezen. Het visioen van de vliegende boekrol. Dat lijkt wel een hele grote boekrol. Maar de afmetingen hebben een bijzondere betekenis. Hij is van normale lengte, in de grotten van Qumran is in 1947 ook een boekrol gevonden die net zo lang was. Maar dit is wel een heel erg brede boekrol. Zo lijkt het tenminste maar als we nog eens gaan kijken naar de afmetingen die over de Tempel worden beschreven dan is de boekrol net zo breed als het Heilige en het Allerheiligste. En van die plaatsen gaan de richtlijnen de wereld in die het volk van God had gekregen.
Want wat staat er op die boekrol volgens het gedeelte dat we vandaag lezen? De meest voor de hand liggende misdaden die iemand kan plegen. Diefstal en meineed. Het zijn dagen waarin er nauwelijks of geen sloten waren en slotenmakers niet worden genoemd. Het is een landbouweconomie met enige handel. Akkers waarop graan wordt geteeld, vruchtbomen als vijgen en granaatappels en veeteelt, koeien en schapen. Als daarvan gestolen wordt dan hebben mensen direct niet meer te eten en veroordeel je ze ter dood. Het is het ergste dat je iemand, dat je een gezin, kan aandoen. Iedereen snapt dat. Hetzelfde geldt voor meineed. In het oude Israël was geen CSI, geen NFI, geen forensisch onderzoek bij misdrijven. Zelfs de techniek van vingerafdrukken vergelijken was nog niet uitgevonden. Een eerlijk proces hing daarom af van eerlijke getuigen. Eén getuige kon daarom ook geen veroordeling opleveren. Maar als getuigen samen spanden tegen een aangeklaagde dan ging het met het recht heel erg mis. Meineed bederft niet alleen één zaak maar zet het vertrouwen in het hele systeem op het spel.
Het hele volk is dus afhankelijk van de landbouw. Zonder landbouw krijg je nooit het brood dat je voor een dag nodig hebt. Jezus zal ons leren voor niet meer te bidden dan juist voor dat brood. Het aantasten van dat systeem is de verdorvenheid ten top. Die wordt weggestopt op de bodem van een loden vat. En als je voor verdorvenheid, voor hebzucht en praalzucht een tempel wil bouwen dan is het beeld dat voor die tempel staat het symbool van die verdorvenheid. Bedenk hierbij dat het volk de neiging had vreemde goden achterna te lopen. Ook in onze dagen is de bescherming van de rechtstaat een onderwerp dat aandacht verdient. Als de onafhankelijkheid van de rechters in het algemeen ter discussie wordt gesteld dan glijden we af en daar kan iedereen het slachtoffer van worden. Die discussie wordt ook gevoed door de aanbidding van de goden van winst en profijt. Toegang tot de rechtspraak is er eigenlijk alleen nog voor de rijken. Zacharia waarschuwt ook ons voor het afwijken van de goddelijke richtlijnen. Een waarschuwing die wij ons ter harte mogen nemen.